top deco

Familie Ruts in de gouden eeuw


Schilderij Rembrandten Kopie A. Delfos
Nicolaes Ruts door Rembrandt van Rijn en kopie door A. Delfos (uit de collectie van het Rijksmuseum te Amsterdam)

Archangel in het noorden van Rusland
Archangel in het noorden van Rusland

Binnenplaats ambassade in Rusland 17e eeuw
Binnenplaats ambassade in Rusland 17e eeuw, schilderij van Boris Olshansky

Schip de Oryol op postzegel
Een postzegel van de Sovjet-Uniet met het schip de Oryol, waarvan David Butler de kapitein was.

Isack de Moucheron Vuurwerkpaviljoen door I. Moucheron
Vuurwerkpaviljoen Amsterdam ter ere van bezoek Russisch gezantschap door I. Moucheron 1697 (uit de collectie van het Rijksmuseum te Amsterdam)

Familie de Moucheron
Familie de Moucheron in 1563 (uit de collectie van het Rijksmuseum te Amsterdam)

Cosmo de Moucheron Officieren in Amsterdam 1613
Officieren in Amsterdam 1613 door Jan Tengnagel(uit de collectie van het Rijksmuseum te Amsterdam)

Pieter en Petrus van der Hagen
Pieter en Petrus van der Hagen

Inleiding

De familie Ruts is een koopmansfamilie in de stamboom van de familie Laduk.
Een directe voorouder, Nicolaes Ruts, is vooral bekend geworden van het schilderij dat Rembrandt in 1631 van hem maakte.
Dankzij dit schilderij is veel informatie over Nicolaes bewaard gebleven, maar ook door het koopmansleven zijn diverse feiten over de familie Ruts terug te vinden.

Migratie van Antwerpen via Keulen naar Amsterdam

De gouden eeuw valt voor een groot deel samen met de zeventiende eeuw. De republiek was in die tijd het centrum van de wereldhandel. De grote welvaart in die tijd is mede te danken aan de vele migranten die in de republiek der Zeven verenigde Nederlanden hun heil zochten en het tolerante klimaat voor de immigranten. Ongeveer de helft van de Amsterdamse bevolking bestond in die tijd uit immigranten. De familie Ruts behoort ook tot die immigrantenfamilies. De familie is van oorsprong een Antwerpse familie. Antwerpen was in de zestiende eeuw een grote handelsstad, maar verloor die positie door een in 1584 begonnen beleg door Spanje. Onze familie Ruts was reeds voor dit beleg (Nicolaas was in 1573 in Keulen geboren) naar Keulen vertrokken. Het waren roerige tijden en het vertrek uit Antwerpen van de familie Ruts kan te maken hebben gehad met:
  • De vervolging van de joden
    In de familie Ruts (van Davidt en zijn zoon Ruts) komen heel veel joodse voornamen voor. Het lijkt er dan ook op dat de familie Ruts een van oorsprong joodse familie is. De joden werden in die tijd zwaar vervolgd door de Spanjaarden en zij riskeerden de brandstapel vanwege hun geloof. Antwerpen was toen ook gesloten voor joden, maar veel joden namen toen het christendom aan, al dan niet voor de schijn. Deze nieuwchristenen werden maranen genoemd. Veel maranen waren Calvinistisch.
    Families waarvan zeker is dat zij tot de nieuwchristenen behoorden zijn de families Van Sweeden. Johan van Sweeden die met Anna Maria Ruts trouwde was lid van de familie Schweid, een joodse familie die Antwerpen verliet na de Spaanse furie en de val van die stad. Johan van Sweeden was een medewerker van de familie Mouscheroen, een duitse of Luikse familie die ook in Antwerpen woonde. (Maria de Moucheron was gehuwd met David Ruts en Sara de Moucheron was gehuwd met Isaac Ruts).
  • De Spaanse inquisitie
    De Spaanse hertog Alva maakt in die tijd op een zeer gewelddadige manier jacht op ketters (protestanten). In Maart 1567 - het jaar na de beeldenstorm - leden de Calvinisten een nederlaag bij een volksopstand in Antwerpen en zij moesten daarop uit de stad vluchten.
  • Het hongerjaar 1566.
    De Nederlanden waren in 1564 getroffen door de pest en daarop volgde een strenge winter. Toen door een oorlog tussen Denemarken en Zweden de Sond werd afgesloten, stopten de graanimporten. Daarbij kwam ook nog een slechte nationale graanoogst die er mede voor zorgde dat 1566 een hongerjaar werd.

Tussen 1608 (huwelijk) en 1612 (geboorte dochter Anna) is Nicolaes Ruts van Keulen naar Amsterdam verhuisd. In die tijd was het politieke klimaat in Amsterdam gunstig voor kooplieden. Katholieken, lutheranen, doopsgezinden en joden konden hun beroep vrij uitoefenen, zolang zij hun geloof niet openlijk beleden. Bovendien was de geografische ligging van Amsterdam erg gunstig voor kooplieden.

Handelaars met Rusland

De familie Ruts handelde in het gebied van de Archangel, een exporthaven en een gebied in het noorden van het Russische rijk, gelegen aan de Witte zee, ten noorden van Nova Zembla. Om de Archangel te bereiken was een lange zeereis nodig om de Noordkaap heen. De haven was het grootste gedeelte van het jaar dichtgevroren, zodat het scheepvaartseizoen zeer kort was. De bossen in dit gebied leverden bont (sabel, marter, poolvos). Vermoed wordt dat Nicolaes Ruts in bont gehandeld heeft, omdat hij rijkelijk gekleed is in bont op het schilderij dat Rembrandt van hem maakte. Zeker is dat hij ook in graan (rogge) heeft gehandeld.

Jaarlijks zeilden twee vloten uit Amsterdam naar Archangel. De eerste vloot, de ‘vroegschepen’, verliet de rede van Texel eind mei en kwam circa vier weken later in Archangel aan. De tweede vloot, de ‘laatschepen’, was doorgaans omvangrijker dan de eerste en vertrok in augustus of september uit Texel. Veel kooplieden reisden in het voorjaar aan boord van de schepen naar Archangel en aan het einde van de zomer mee terug. De aanwezigheid van Nederlandse schepen en Nederlandse kooplieden viel ongeveer samen met de jaarmarkt van Archangel die in de zomermaanden plaats vond. De schepen vertrokken weer in september of oktober. In oorlogstijd werden de schepen vergezeld door een of twee konvooischepen en bleven in principe de hele reis bij elkaar. Een konvooi vertrok pas als het laatste schip geladen was en dat was vaak pas in oktober. Wanneer schepen later dan half oktober vertrokken, liepen ze een groot risico om in de Noordzee in de herfststormen terecht te komen en schade op te lopen.

In de periode van 1622 tot en met 1634 is Nicolaes Ruts bevrachter geweest van zeker twaalf schepen die naar de Archangel voeren. Het schip 'Zwarte Kalf' dat door Nicolaes was verzekerd, werd op weg van Archangel naar Livorno gekaapt.
Zijn zoon Casper bevrachtte van 1650 tot en met 1652 veertien schepen die naar de Archangel voeren. Een schip 'De Witte Valk' leed schipbreuk in 1652 en één schip is gestrand 'voor het Vlie' op de terugreis van Archangel.
Isaac, ook een zoon van Nicolaes wordt in de periode van 1660 tot en met 1663 bij vier schepen vermeld die op de Archangel voeren. Het schip 'De Drie Burchten' leed schipbreuk in 1660. Drie schepen waren uitgerust met gotelingen (kleine, gegoten scheepskanonnen).

Contacten met de tsaar

Johan van Sweeden was gehuwd met Anna Maria Ruts, dochter van de in Rusland wonende David Ruts en een kleindochter van Nicolaes Ruts.
In 1665 liet tsaar Alexej Michajlovitsj Jan van Sweeden een vaste postverbinding tussen Rusland en West-Europa opzetten. Johan diende de tsaar met raad en hulp.
Johan wordt onder de voornaamste koopmannen geteld; zeker was hij een der meest ondernemende. Hij heeft een lakenfabriek opgericht, die met Hollands werkvolk gedreven werd. De eerste papiermolen werd ook door hem aan de Pachra, in de nabijheid van Moskou gebouwd.
In opdracht van de grootvorst van het Russische rijk kocht hij zilveren en tinnen vaten, wapens en allerlei rariteiten in.
Johan heeft geholpen bij de aanleg van een scheepswerf waar de Moskwa in de Oka valt; De Nederlandse scheeps- en werklieden die - ook in opdracht van de grootvorst - door zijn (aangetrouwde) neef David Butler waren geworven, vernamen vlak voor hun aankomst in Moskou op 11 december 1668 dat 'den Heer van Sweeden' was gestorven.

De hiervoor genoemde David Butler, evenals Nicolaes Ruts ook een voorouder, was kapitein van het eerste grote oorlogsschip dat in Rusland is gebouwd: het fregat Oryol (De Adelaar). De Oryol was in opdracht van tsaar Alexis gebouwd. De Oryol stond waarschijnlijk model voor de gouden spits van het admiraliteitsgebouw in St. Petersburg. Het origineel staat nu in een marinemuseum en op de spits staat nu een kopie. De Oryol is ook afgebeeld op een Russische postzegel.

David beleeft nog hachelijke avonturen in dienst van de tsaar.
Het schip de Oryol was bestemd voor de bewaking van Astracan, een stad vlakbij de Kaspische zee en Azië. Onder de bemanning bevonden zich de kapitein, David Butler uit Amsterdam en de schrijver en avonturier J.J. Struys. Jan Struys werd aangenomen als meester-zeilmaker en heeft verslag gedaan van de reis. Butler en zijn mannen brachten de winter in Moskou door. Op 7 mei 1669 - na problemen met transport en bevoorrading - zeilde het schip van de Dedinovo scheepswerf naar Astracan, waar zij na een tocht over de Wolga rond augustus 1669 voor anker gaan.
David Butler is een mede-bevelhebber van een vloot die op pinksterdag 25 mei 1670 ten strijde trekt tegen de Kozakken. In die tijd ontmoet David Jan van Termund, een chirurgijn, die al 14 jaar onder de Russen verkeert. Deze verzekert David dat de Russen t.z.t. de stad Astracan zullen verraden en dat zij als vreemdeling dan omgebracht zullen worden. Hij adviseert David om te vluchten. David ontbiedt zijn officieren over het advies van de chirurgijn. Zij besluiten eensgezind te vluchten, ook omdat zij geen gage krijgen en geen stads-, maar scheepsdienst schuldig zijn. De bemanning wil in een sloep vluchten. David vreest dat de sloep te klein is voor 23 man. Een dag later, op 6 juni, bleef de bemanning wachten op de Kapitein, Jan van Termund en Christiaan Brandt, die in Astracan waren. Na het sluiten van de poorten, vrezen zij dat het trio gevangen, gevlucht of verraden is en vertrekken zij zonder de drie. Hierna krijgt David van de gouverneur een belangrijke rol in de verdediging van de stad en heeft hij het bevel over 100 mannen. Op 24 juni verneemt David dat veel Russen zijn overgelopen naar de Kozakken. Officieren worden afgeslacht. David, de chirugijn en 2 matrozen vluchten door een schietgat. In de hierna volgende tijd worden zij diverse malen overvallen en weer gevangen genomen, waarbij David bont en blauw geslagen wordt en op een onmenselijke wijze vastgebonden wordt. Dankzij omkoping weten David en Jan hun leven te redden en te ontkomen aan tirannie waarbij mensen bij benen en voeten worden opgehangen of het de handen en voeten worden afgesneden. David belandt als zogenaamde knecht van de chirurgijn op een boot met Benjaanse kooplieden. Na veel ontberingen, een reis over zee en land, belandt David op 10 maart 1671 in Isfahan (Perzië), waarin hij zijn verslag over deze reis schrijft. Onderweg heeft hij enkele bemanningsleden ontmoet, die hem vertellen wat er met de gevluchte sloep was gebeurd. Bij harde wind is de sloep gestrand. De bemanning is vreselijk mishandeld en tot slaaf gemaakt door de Calmukse tartaren. David probeert tevergeefs met een verzoek de tot slaaf gemaakte bemanning vrij te krijgen. Uiteindelijk zijn diverse bemanningsleden wel vrij gekocht. Zo is de schrijver Jan Struys op 7 oktober 1673 weer terug bij zijn vrouw en kinderen.

David Ruts, ook een zoon van Nicolaes, heeft zelfs in Rusland gewoond. David had in Moskou met andere kooplieden stenen huizen gebouwd. David moest zijn hof en huis in 1654 verlaten. Het handelshuis van David Ruts is echter blijven voortbestaan, ook na zijn dood. In 1693 hield Czaar Peter de Groote te Archangel zijn verblijf ten huize van Nicolaas Romswinckel, destijds het hoofd van dat handelshuis; Nicolaas Romswinckel was een kleinzoon van Susanne Ruts, de zuster van David.

Een interessante familie

De familie van Nicolaes heeft veel andere interessante connecties. Hieronder volgt een kleine bloemlezing:
  • De familie de Moucheron
    David, de zoon van Nicolaes Ruts, was getrouwd met Maria de Moucheron en zijn broer Isaac was getrouwd met Sara de Moucheron. Maria en Sara waren dochters van Cosmo de Moucheron, een architect, die op aanbeveling van prins Maurits bij de tsaar, heeft geholpen met de fortificatie van Astrakan.
    De familie de Moucheron is een rijk koopmansgeslacht uit Antwerpen en Middelburg. Pierre, de grootvader van Cosmo behoorde rond 1540 tot de rijkste burgers van Middelburg.
    Het Rijksmuseum te Amsterdam heeft een schilderij van Pierre en zijn gezin en ook nog een schilderij van Cosmo, afgebeeld in een schilderij uit 1613 'Officieren in Amsterdam'.
  • Pieter en Petrus van der Hagen
    Pieter van der Hagen was gehuwd met Susanna Ruts een dochter van Nicolaes. Pieter was advocaat en 'Raad van financiën' te Brazilië. Wegens wangedrag werd hij vandaar verbannen. In Amsterdam vervulde hij later een vergelijkbare functie. Petrus van der Hagen, zijn zoon, was predikant. Petrus studeerde te Leiden. In 1660 en het volgende jaar ging hij met buitengewone ambassadeurs der Nederlanden naar Engeland en naar Frankrijk om als predikant voor de gereformeerde kerk dienst te doen bij Nederlandse gezanten.
    Van hem zijn diverse preken verschenen, die tot ver in de 18e eeuw zijn herdrukt. Enkele zijn in het duits vertaald.
  • Hans II van Coninxloo Hans van Coninxloo was gehuwd mat Magdalena Ruts, een zus van Nicolaes Ruts. Hij was een kunsthandelaar, die beschikte over veel administratieve bekwaamheid (regelde diverse nalatenschappen). Het vermoeden is dat hij in zijn vrije tijd schilderde en daarnaast een kunsthandel dreef. De schilderijen die van hem bekend zijn waren beeltenissen van vogels.(Mogelijk familie van andere kunstschilders met die achternaam). Hij heeft in Amsterdam en in Emden gewoond. Emden was ook een toevluchtsoord, voor mensen die vanwege hun niet katholieke geloof moesten vluchten. In Emden verbleef ook Frederik de Moucheron, een kunstenaar uit het hierboven vermelde geslacht.
  • Familie Butler De voorvader Jan Butler (Bouteleur) trouwde in 1623 met Angnieta Ruts, een dochter van Nicolaes Ruts. Jan Butler komt uit Sandwich, waar de rijke familie Butler, ook Boteler genoemd, meer dan vijf eeuwen een grote invloed had op het dorpsleven.
    De Eastry Boteler familie, claimt afstamming van Osbern de "Pincerna" of Butler van aartsbisschop Lanfranc . Tussen 1070 -1089 was aartsbisschop Lanfranc verplicht door Willem I (de Veroveraar) te voorzien in 60 ridders voor militaire dienst. Elk ontving een landgoed gelijk aan het honorarium van een ridder. Een landgoed gelijk aan de helft van vergoeding van een ridder werd gegeven aan de Pincerna van zijn huishouding en was gelegen aan de Fleet in Ash, dicht bij Richborough Castle in Sandwich. Een latere afstammeling Thomas Pincerna (1210) was hoofdbutler van Koning John, toen kreeg de familie de naam van Butler, alias Boteler of Botiller.

Portret van Nicolaes Ruts door Rembrandt van Rijn

Het schilderij is een van de eerste portretten, die Rembrandt in zijn Amsterdamse periode maakte.
Nog voor het overlijden van Nicolaes - in 1636 - is het portret vermeld in de inventaris van zijn dochter Susanna Ruts en daarom wordt verondersteld dat (de zeer vermogende) Susanna opdracht heeft gegeven voor het schilderij. Hieronder een opsomming van de geschiedenis van het schilderij:

  • 1631: Rembrandt van Rijn schildert het schilderij
  • 1636 tot en met 1649: vermeld in de inventaris van Susanna Ruts, dochter van Nicolaes. In de inventaris van 16-3-1636 wordt het schilderij vermeld zonder waarde; In de boedelinventaris (15-4-1649) opgemaakt na het overlijden van Susanna wordt het schilderij ook zonder waarde vermeld: ‘een conterfeyt schilderije van den ouden Nicolaes Rutz in een swartte lijst’.
  • 18-5-1649: Uit een inventaris blijkt dat het schilderij meegaat met de verhuizing van Pieter van der Hagen, de weduwnaar van Susanna. Het schilderij wordt dan getaxeerd op f 30,-
  • Waarschijnlijk rond 1668: Via de dochter van Susanna, Catrijna Boddens, getrouwd met Johannes Romswinckel, belandt het schilderij in de familie Romswinckel.
  • 1738: Mr. Cornelis Backer, die getrouwd was met een afstammeling van Nicolaes, Maria Clara van der Hagen, laat voor zijn familiealbum een detail van het portret kopiëren. Het schilderij hing toen bij Abraham Romswinckel te Amsterdam.
  • 1799: A. Delfos maakt een kopie van het schilderij voor de tekeningenverzameling van Diederik, baron van Leijden bij Joost Romswinckel te Leiden. Deze tekening bevindt zich nu in de collectie van het rijksmuseum te Amsterdam.
  • 1817: vermeld in de collectie van Joost Romswinckel te Leiden
  • 1823: De verzamelaar Anthony Meynts verkoopt het schilderij "Portret van een man" voor 4.010,- florijnen aan Brondgeest, een makelaar. Waarschijnlijk is het het schilderij toen in bezit gekomen van de koninklijke familie.
  • 1850: Het schilderij "Portret van een rabbijn" wordt verkocht uit de nalatenschap van Koning Willem II voor 3.400,- florijnen aan Weimer in Den Haag.
  • 1894: Via Christies verkoopt Adrian Hope het schilderij "Nicolaes Ruts" voor 4.700,- guineas aan Agnew.
  • 1898: Ook weer via Christies wordt het schilderij door Joseph Ruston, Monk's Manor, Lincoln verkocht voor 5.000 guineas aan Colnaghi. Vervolgens wordt het schilderij - via E. Fischof te Parijs - gekocht door de Graaf Boni de Castellane te Parijs
  • Voor 1903: J. Pierpont Morgan koopt het schilderij. In 1912 brengt hij het kunstwerk naar New York.
  • 1943: Via Knoedler belandt het schilderij in de Frick collectie. Tot op heden is het schilderij onderdeel van die collectie te New York.

Bronnen:

  1. Nederlandse Genealogische Vereniging
  2. Amstelodamum januari/februari 1977
  3. collections.frick.org
  4. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam
  5. Wikipedia
  6. Historici.nl
  7. Het hongerjaar 1566 door Erich Kuttner
  8. Zuid-Nederlanse kooplieden en de opkomst van de Amsterdamse stapelmarkt (Oscar Gelderblom)
  9. Het geheugen van Nederland
  10. Notariële akten over de Archangelvaart 1594-1724



Over deze website

Heb je aanvullingen, verbeteringen, vragen en/of foto's? Neem contact op. Wij horen graag van je!
Je kunt gegevens overnemen van de site als je de bron vermeldt.
Vanwege het auteursrecht op diverse documenten kun je afbeeldingen niet overnemen.