- Claesje Symonsdr compareert in 1555 voor de gezworenen van Rijswijk en verkoopt in het bijzijn van haar kinderen Pouwels Claeszn (haar voogd), Joris Claeszn, Bastiaen Claeszn, Haesje Claesdr en Leenaertje Claesdr. Het bedrijf wordt verkocht aan Jacob Joriszn, de man van Leenaertje Claesdr.
Het bedrijf omvat (in 1566) vier paarden, een ouwe merrie, twee tweejarige merrieveulens, een éénwinter-veulen, twaalf koeien, vier éénwinter-beesten, een zeug met biggen, met de merck (markt?) kalveren die men in de wei jagen zal, de ‘huyerwaer’ (pachtrecht) van circa 24 morgen land, met wagens, ploeg, eydens (eggen), stoppen, mouwen (houten bakken voor de boter- en kaasmakerij) en verder alles wat tot het landbouwbedrijf behoort. Bovendien nog twee bedden, zes lakens, drie kussens, drie dekens, met geheel de inboedel van houtwerk. Uitgezonderd waren de ‘leesstoel’ (stilletje) met twee andere stoelen, een ‘scrientgen’ (kastje) in ‘t voorhuis, een oud tresoor, staande in de gang, een oud ‘sculge’ met twee banken in de ‘leechkamer’ (benedenkamer) met een ronde tafel. Uit de opsomming van wat ze uitsluit mag wel geconcludeerd worden, dat de inboedel aanzienlijk meer omvatte.
Jacob Joriszn. zal bovendien het genot hebben van het koren dat op zolder is en dat gezaaid is, het vlees dat er is, vier zijden spek, vier ketelen, een koperen pot met het bekken (deksel ?), een lavoer, drie platelen, twee tinnen kannetjes met een zoutvat. De koop is geschied voor ‘negendalff’ honderd gulden. Bovendien zal verkoopster, zolang zij leeft, worden onderhouden ‘in eeten en in drincken eerlicke en duechdelicken als men een moeder en oudt mensch sculdich is’. Mocht de samenwoning Claesje niet zinnen en zij wegtrekken, dan zal de koper haar alle jaren mondkost betalen en uitreiken: een agtendeeltje boter of vijf karolus guldens, vier kazen van de beste die men daar ‘vringt’, een voet vlees (dat goed is) of vijf kar. gld., een half varken van ‘t beste, anderhalf ton appelen, plus drie ponden groot Vlaams aan geld.
Mocht Claesje ‘off lijvich’ worden (sterven) dan zal de koper aan de kerk met de HG (Heilige Geest = de verzorging der armen) een koe geven ‘niet van de quaetste, noch niet van de beste’. Het is een van de weinige akten, die een goed inzicht geven in een landbouwbedrijf en de daarbij behorende woning. Het legaat aan de kerk geeft daarbij nog een aardige kijk op de persoonlijkheid van de schenkster. Als de volgorde van vermelding van de kinderen in de akte de opvolgende geboorten weerspiegelt en Paulus dus de oudste is (geboren circa 1528) was Claesje reeds weduwe toen haar kinderen nog jong waren (1544 of eerder). Ruim meer dan twintig jaar heeft ze dus haar bedrijf geleid.
|