Een reis in het verleden met verrassende vergezichten
De in 1683 geboren Helena Butler (Bottelaar) is vier keer getrouwd geweest. Bij drie van die trouwerijen was zij weduwe.
Op 26 oktober 1729 verzoekt Maria van der Meer, weduwe van Mr. Govert van Slingerland, voormalig Raad in 't Hof van Holland om beslaglegging.
Tegenpartij is Jan van der Burgh, bouwman en zijn vrouw,
Claasje Herperts Alsemgeest.
Betreft Achterstallige huur en belastingen voor een huis en weiland onder 't Woutharnas.
Het is niet bekend of de financiële malaise van broers en zus te maken heeft met het overlijden van hun vader in 1727.
In de registers van het VOC staat dat Harpert Cornelisz Alsemgeest uit Monster als Matroos is uitgevaren op het schip 'Huis ter Duine'.
Hij vertrok op 23-03-1747 naar Bativia. Aankomst op 09-11-1747.
Op 25-1-1749 begon de terugreis via de Kaap. Bijna 11 maanden later was hij weer terug in Nederland.
Als matroos had hij de volgende taken: waak- en roergang; laden en lossen; reinigen, teren en kalfaten van het schip; af- en aanslaan van de zeilen;
helper van de onderofficieren.
Voorouder Francois Maartensz Ruijghaver was ook matroos bij de VOC. Hij vertrok op 19-4-1757 met het schip Vrouwe Elisabeth naar Indie, waar hij 6 maanden later aankwam. Op 28-10-1758 voer hij weer terug naar Nederland, waar hij op 24-6-1759 aankwam.
20 jaar later is Francois nog steeds een wereldreiziger. Hij is dan, tijdens de reis naar St. Eustatius, de eerste schrijver op 's lands schip Jason. Maar dit keer niet voor de VOC.
In onze stamboom komen veel buitenlandse voorouders voor en dat komt omdat Nederland in die tijd ook veel migranten aantrok. De Hollandse republiek was nog steeds welvarend. Bovendien nam de bevolking na 1700 af, waardoor in verschillende economische sectoren arbeidstekorten onstonden. Verhoudingsgewijs kwamen in de loop van de 18e eeuw de meeste migranten uit Duitsland. Dat waren meestal seizonsarbeiders of dienstbodes.
Maar ook de Hugenoten zochten tot 1720 een veilige haven in ons land. Anderen zochten de havens hier op om voor de VOC te werken.
Enkele voorouders die in de achttiende eeuw naar ons land zijn gekomen:
Er komen nog meer - van oorsprong buitenlandse - personen voor in de stamboom, maar dat zijn geen directe voorouders of dat was niet in de achttiende eeuw.
Opvallend is dat veel personen uit de omgeving van Osnabrück/Lingen in Duitsland komen. Dat kwam waarschijnlijk omdat de zuidkant van Nedersaksen / noordkant van Nordrhein Westfalen meer op de Nederlanden gericht was dan naar het Oosten. Medio de 18e eeuw vinden we daar in de akten hetzelfde Nederlands als toen in Nederland werd gesproken. En dat heeft misschien weer te maken met het feit dat Nederland in de 15e eeuw is ontstaan uit het Heilige Roomse Rijk en met de latere handel met de hanzesteden stroomafwaarts (Arnhem, Zutphen, Doesburg, Kampen, Zwolle). Het hele bisdom van Münster had veel migratie naar Nederland.
Na het overlijden in 1798 van Abraham Junior le Duk en
Martha Lefeber is een boedelbeschrijving
gemaakt voor diaconie der Hervormde gemeente in Amsterdam. Vader Abraham werd op 18 juni 1798 begraven en Moeder Martha 16 dagen later. Dit moet een dramatische tijd geweest zijn in dat gezin. Beoordeeld werd hoe vermogend de familie was en of de de jongste kinderen (Gerrit, 16 jaar en Michiel, 14 jaar) met steun van de diaconie in het weeshuis konden worden opgenomen. Oudste zoon Barend (18,5 jaar) kon op eigen benen staan.
De boedelbeschrijving geeft een beeld van hoe het gezin geleefd moet hebben:
De boedel bestond uit 1 bed, 1 hoofdkussen, 2 lakens, 8 stoelen, 2 tafels, enige stukken porcelijn, enige stukken Delfs aardewerk, 1 houten kast, 4 gordijnen en val, 3 schilderijen, 1 spiegel, enige rommeling, 3 stuks ijzerwerk. Waarde inboedel f 19,-. Bij het overlijden stonden nog rekeningen open voor f 101,17. Ook werden er nog dokters- en apothekersrekeningen verwacht.
Het komt maar al te vaak voor dat kinderen in één gezin dezelfde voornaam krijgen. Meestal wordt dezelfde naam gegeven als eerder een kind met die naam is
overleden, maar die vlieger gaat niet altijd op. Als bijvoorbeeld de grootouders van vader- en moederszijde dezelfde voornaam hebben, wordt het ene kind
naar de grootouder van vaderszijde en het andere kind naar de grootouder van moederszijde vernoemd. Bij het
gezin van Cornelis Harpersse Alsemgeest
en Josijntje van Hees heten beide grootmoeders Maria en dat is waarschijnlijk de reden geweest dat in het gezin drie Maria's voorkomen, waarvan
één kind jong - voor de geboorte van de derde Maria - is overleden.
Een hele uitdaging voor genealogen, want fouten zijn in dit soort situaties zo gemaakt. Het stamboomonderzoek wordt nog spannender als de kinderen met
eenzelfde of vergelijkbare voornaam dan ook nog eens trouwen met partners die dezelfde achternaam hebben.
In het gezin van Aalbregt van Geest en Apolonia van der Lelie
zijn de dochters Antje en Jannitje bijvoorbeeld getrouwd met Arnoldus en Cornelis van der Klaauw, broers.
Een familiedrama:
In het register van het Karthuizer Kerkhof te Amsterdam worden op zondag 18 maart 1742 opeenvolgend drie begrafenissen genoteerd:
De vaders zijn broers van elkaar.
Het is bekend dat in de achttiende eeuw vooral de kinderen bij de vleet stierven aan besmettelijke ziektes als mazelen, waterpokken en roodvonk en waarschijnlijk is dit hiier ook het geval is geweest.
Voorouders Hendrik Jansz Vurens en Willempje Ariens Borst waren eigenaar van en herbergier van de hiernaast afgebeelde herberg in Willige Langerak.
De herberg werd na hun overlijden in 1749 verkocht aan Pieter Oostrom, bode van Willige Langerak.
Bij de verkoop werd de herberg omschreven als een "schone en welgelegen en neringrijke herberg met kookhuis, schuur, berg en erve met 11 M(orgen) wei, hennip en boomgaardland met uitterwaard van 2 M(orgen)"
Het pand lag aan de dijk, op de hoek van de Kerkstraat.
Gegevens mogen worden overgenomen met bronvermelding. Wegens auteursrecht kunnen afbeeldingen niet worden gekopieerd.