- ORA Monster inv 87 12-12-1720: Compareerden voor ons Maerten Crijnen Verheul en Joost Janszoon Zijtregtop, welgebore mannen der Heerlijkheijt Monster, Catharina van der Hoeven wonende inden dorpe vande Poeldijk, Jan Janszoon van der Heijde ende Jacob Arentse Bom mede wonende inde Poeldijk, alle van competenten ouderdom, de welcke verklaerden ter requisitie van d’ Heer en Meester Govert van Persijn, Bailjuw der voorschreven Heerlijkheijt, waer ende warachtigh te wesen, ende eerstelijck zij eerste deposante, dat des snagts tusschen den 29e en 30e November deses jaers 1720, de personen van Philips Harpersse Alsemgeest, ende Gerrit Goofse, sijnde een dorsser, voor haer huijs zijn gecomen, maeckende een groot geraas en getier, met kloppen en schoppen tegens haer deur, willende met gewelt in haer huijs wesen, en zij comparante haer niet willende inlaten, dat alsdoen de voorschreven personen, cort daer aen wederom sijn gecomen, hebbende bij haer een swaren boom off stuck hout, ter lengte van ontrent 4 voet ende de dickte van een gemeen mans persoon, en daer mede de deur van haer comparantes huijsinge, hebben opgelopen, sodanige dat de hengsel en kettingh vandien aen stukken zijn gesprongen, en als doen sijn wegh gelopen, dat cort daer aen de voorschreven personen wederom sijn gecomen, hebbende bij haer een planck, diese van buers heijningh hebben afgebroocken, en met welcke planck sijluijden haer comparantes glasen aan stucken hebben geslagen, roepende over straat, met groot geraas en getier, morge nacht sullen wij wederom komen, en de heele Poeldijk opschikken, en plunderen. Den tweeden comparant Jan Janszoon van der Heijde, verklaert ten tijde voorschreven, het voorgemelte geraas en geklop op de deur, gehoort te hebben, en alsdoen aen ‘t huijs van de eerste comparante is gecomen, en de deur van haer huijs op de vloer heeft sien leggen, sonder de voorschreven personen gesien te hebben, maer uijt haer geroep en stem, sou oordelen dat het deselve personen hier voor genoemt sijn. Den derden comparant Jacob Arentse Bom verklaert ten tijde voorschreven het voorgemelte geraas, geklop, en getier, gehoort te hebben, en buijten sijn huijs komende, twee personen, met grootte schielijkheijt, het slop om heeft sien loopen, roepende den eene van haer Philips Philips, sonder deselve soo distinct gesien te hebben, dat hij de selve kende, gevende zij deposanten voor redenen van wel wetenschap, als inden text, en presenteren sij deposanten alle ’t geene voorschreven staat, des noots, en daer toe versocht sijnde te allen tijde met solemnelen eede te bevestigen. Aldus gedaen ende gepasseert ter Rechtkamer binnen Monster op den 12e December 1720
|