Aantekeningen |
- Uit de 'Stamboom Zuiderwijk op Internet': Onderzoek naar Joost Adriaansz. van Suijtwijck in de rekeningboeken van de Noordpolder te Rijswijk, die zich bevinden in het archief van het Hoogheemraadschap Delfland leverden niets op. Deze besloegen de perioden 1578-1604, 1607-1623 en 1627-1650. Hier ging het vooral om onkosten, die gemaakt zijn voor de polder, waarbij meestal de namen werden vermeld van de leveranciers e.d.. Verder stond er per jaar vermeld wie de molenmeester was en werd de eindrekening getekend door de aanwezige ingelanden.
Toch geeft onderstaand stukje voldoende houvast.
Op 24-11-1607 werd er door de landmeter Floris Jacobsz. een akte opgesteld, waarin de grens tussen het land met woning van de Heer Gouverneur Prijss en het land met woning van Joost Adrijaensz. in de Noordpolder te Rijswijk precies werd vastgelegd. Bij deze akte was ook een situatie-tekening gemaakt, waarop de stal en kamermuur van Joost Adrijaensz. waren aangegeven. Het land van Joost Adriaensz. lag aan de noord-oost-zijde van het land van Gouverneur Prijss. Tussen beide landen lag een wal en een sloot. Dwars door de landen van de voornoemde personen liep een voetpad van noordoost naar zuidwest. In het zuidoosten werd het land begrensd door de Heerweg
Misschien dat in het oud-archief van Rijswijk via belendende personen nog wat aanvullende informatie kan worden gevonden. Deze zoektocht valt nog niet mee, mede door de slechte leesbaarheid van de akten.
Er bleek ook nog een boek te bestaan, waarin alle eigenaren en gebruikers van de landen in de Noordpolder in 1622 werden genoemd (OAD-367-blz. 33). Hier stond, dat Joost Adriaens weduwe eigenaar was van 20 morgen en 4 hont land. Misschien is het ook zinvol om nog te bekijken, wie de buren van haar i n die polder waren in 1622. Als dit de juiste persoon is, en hierbij heb ik weinig twijfel, heeft deze weduwe tussen 1622 en 1639 10 morgen van haar land verkocht. Dit moet in het Oud-archief van Rijswijk terug te vinden zijn.
Verder vond ik, dat op 07-11-1627 Aechtgen Willemsdr., weduwe van wijlen Joost Adriaensz., wonende te Rijswijk, verscheen voor Wijnandt van Elst, de schout aldaar. Zij gaf aan, dat zij 1025 gulden schuldig was aan Willem van Aelst uit Delft wegens de koop van 5 morgen 4 hont en 62 roeden land op deze datum. Dit land was gelegen in de Noordpolder te Rijswijk en liep van de Heerweg in het zuiden tot in de Hoofdsloot. Ten oosten werd het begrensd door de "Vicarije van Stenvoirde" en ten westen door haarzelf. Als borgen werden genoemd schout Wijnandt van Elst en Jan Jansz. Witteman, gezworene. Op 06-02-1631 was de schuld voldaan en werd de akte doorgestreept en geroyeerd.
Deze laatste akte nam de twijfel weg. Het ging steeds over dezelfde Joost Adriaensz. (van Suijtwijck) en zijn vrouw Aechtgen Willemsdr..
In het oud-rechterlijk-archief van Rijswijk werden op 24-06-1639 de erfgenamen (4 zonen en 4 dochters) van dit echtpaar genoemd. Achtereenvolgens stond er: Adriaen Joosten van Suijdwijck, Willem, Leendert en Ghijsbrecht Joost zonen van Suijdwijck, Maertgen Joostdr. van Suijdwijck, Jacob Joosten als man en voogd van Trijntgen Joostendr., Cornelis Joosten als getrouwd hebbende Leentgen Joostendr.; Jan Sijmonsz. en Willem Joris vanwege de onmondige kinderen van Sijmon Jorisz. geprocreeerd bij oude Maertgen Joostendr., kinderen, kindskinderen van bovengenoemd paar.
Zij verkochten een "woninge als huijsinge schuijr, bergen ende geboomte" groot 10 morgen, 4 hond en 62 roeden wei-, hooi- en teelland gelegen in de Noordpolder te Rijswijk aan Cornelis Cornelisz. van Leeuwen, die woonde in Veur onder Voorschoten.
|