- De schout van Rijswijk, Maerten vanden Hove, en schepenen Hendrick Quellenburgh en Samuel Maertensz. Hensbroeck, verklaren dat voor hen verschenen is Leendert Ariënssen van Winden, voor zichzelf en namens zijn broer Willem Ariënssen van Winden, gemachtigd op 13 april 1681 door notaris Jan van Heijningen. Ook zijn verschenen Jan Pieterssen van der Storm als erfgenaam van zijn overleden vrouw Claesje Ariëns van Winden, Eelitje Joris, weduwe van Joris Ariënssen, Cornelis Ariënssen, Claes Ariënssen, Pieter Ariënssen van der Juijst en Pieter Janssen Bruijnswijck, echtgenoot van Grietje Ariëns van der Juijst, en haar vijf kinderen, erfgenamen van Grietje Ariëns van Winden, voor vier vijfdepart van de erfenis. De eerdergenoemde Leendert Ariënssen van Winden en Willem Cornelissen van der Coppe, als voogden van de minderjarige zoon van Sijmon Ariënssen van Winden, gemachtigd door Maertje Cornelis vander Coppe, alsook Jacob Pieterssen van der Arent, echtgenoot van Maertje Cornelis vander Coppe, samen voor het resterende vijfdepart. Al deze personen zijn kinderen en kleinkinderen en erfgenaam van de overleden Arij Leendertssen van Winden. Zij verklaren verkocht te hebben en bij dezen te transporteren aan Gerard Putmans, burgermeester van Delft, een woning met schuur, hooibergen en geboomte in Rijswijk, vanouds genaamd de Kitswoning, die zij geërfd hebben van Arij Leendertssen van Winden. Het wei-, hooi- en bouwland is volgens opmeting van landmeter Nicolaes Klinckaert uit Delft 20 morgen en 44 roeden groot. Het perceel wordt ten oosten begrensd door molensloot van de Plaspoelmolen, ten westen door de weg van de Noordhoorn, ten zuiden door de hofstede en landerijen van de koper, vanouds genaamd Sion, en ten noorden door het land van Cornelis Lodesteijn. De grond is belast met vijf tijnzen, ieder voor een bedrag van een oortje ten behoeve van de heer van Rijswijk, te betalen op 1 januari in de ochtend.
|