- 's-Gravenhage:
leen 84: De woning die op de werf staat met 7 morgen land (1367: de woning te Cranenburch, 1724: ook genaamd Sint Maertenses woning, in zijn geheel 45 morgen groot, ten dele in Zegbroeck gelegen, 1607: in het ambacht Eyckenduynen), belend ten westen: (1607: de erfgenamen van Arent Harcxz.), ten noorden, oosten en zuiden: (1664: Cornelia - en Agatha Kinschot), ten oosten: (1607: de Scholdamse weg), ten zuiden: (1607: de banwatering) en ten noorden: (1607: ‘s-Graven wildernis).
25-7-1499: Hubrecht van der Meer na overdracht door (schoonmoeder) jonkvrouwe Lijsbet Engelbrechtsdochter met haar voogd Jan Claesz. (D, fol. 3).
20-5-1539: Hubrecht Beyersz. van der Meer, onmondig, stiefvader: Gillis Pietersz., bij dode van zijn vader Beyer Hubrechtsz. (E, fol. 36v).
3-2-1540: Arendt van Duvenvoirde na overdracht door Jan Enghelsz., wonende op de Weschen, en Henrick van Veen te Wassenair, als voogden - en Gillis Pietersz. als stiefvader van Huybrecht Beyersz. van der Meer.
9-2-1540: Heynrich Gysbrechtsz. van Veen te Wassenair, oud ongeveer 60 jaar en Jan Enghelsz. te ter Heyde, oud 52 jaar, verklaren dat toen Arent Huybrechtsz. van der Meer ongeveer 20 jaar geleden stierf, diens broer Beyer Hubrechtsz. van der Meer o.a. de volgende leengoederen heeft gekocht en betaald: de woning van Cranenburgh met 7 morgen land, een paar zwanen in Wyndaelre meer en een tiende in Haechambacht (E, fol. 38).
3-6-1555: Arent Arentsz. van der Meer, advocaat voor het Hof van Hollandt, in zijn jeugd meestal buiten Holland ter schole geweest zijnde, bij dode van zijn vader Arent Huybrechtsz. van der Meer na verzuim en doet op 21-5-1556 afstand van zijn rechten op het leen (F, fol. 23v; Huybrecht Pietersz. van der Meer liet bij zijn dood twee zoons na, Arent en Beyer. De eerste overleed op 28-10-1518, waarna in maart 1519 diens zoon Arent is geboren. Beyer had het leen echter al voor hem zelf verzocht op 28-10-1519, wiens zoon hem opvolgde).
1-7-1558: Heer Adriaen van Duvenvoorde, priester, hulde door Aernt van Duvenvoorde Ghijsbrechtsz., bij dode van zijn broer heer Aernt van Duvenvoorde, ridder (F, fol. 53).
|