Naam |
Beijer Hubrechtsz van der Meer |
Geboorte |
ca. 1498 [1] |
Geslacht |
Mannelijk |
Feit |
van 1499 tot 1556 [2] |
Leen van het Hof te Wassenaar met een kwestie over dit leen |
- 's-Gravenhage:
leen 84: De woning die op de werf staat met 7 morgen land (1367: de woning te Cranenburch, 1724: ook genaamd Sint Maertenses woning, in zijn geheel 45 morgen groot, ten dele in Zegbroeck gelegen, 1607: in het ambacht Eyckenduynen), belend ten westen: (1607: de erfgenamen van Arent Harcxz.), ten noorden, oosten en zuiden: (1664: Cornelia - en Agatha Kinschot), ten oosten: (1607: de Scholdamse weg), ten zuiden: (1607: de banwatering) en ten noorden: (1607: ‘s-Graven wildernis).
25-7-1499: Hubrecht van der Meer na overdracht door (schoonmoeder) jonkvrouwe Lijsbet Engelbrechtsdochter met haar voogd Jan Claesz. (D, fol. 3).
27-7-1514: Aernt Hubrechtsz. van der Meer bij dode van zijn vader Hubrecht van der Meer (D, fol. 47v).
28-10-1519: Beyer Hubrechtsz. van der Meer bij dode van zijn broer Arent Hubrechtsz. van der Meer (D, fol. 62v).
20-5-1539: Hubrecht Beyersz. van der Meer, onmondig, stiefvader: Gillis Pietersz., bij dode van zijn vader Beyer Hubrechtsz. (E, fol. 36v).
3-2-1540: Arendt van Duvenvoirde na overdracht door Jan Enghelsz., wonende op de Weschen, en Henrick van Veen te Wassenair, als voogden - en Gillis Pietersz. als stiefvader van Huybrecht Beyersz. van der Meer.
9-2-1540: Heynrich Gysbrechtsz. van Veen te Wassenair, oud ongeveer 60 jaar en Jan Enghelsz. te ter Heyde, oud 52 jaar, verklaren dat toen Arent Huybrechtsz. van der Meer ongeveer 20 jaar geleden stierf, diens broer Beyer Hubrechtsz. van der Meer o.a. de volgende leengoederen heeft gekocht en betaald: de woning van Cranenburgh met 7 morgen land, een paar zwanen in Wyndaelre meer en een tiende in Haechambacht (E, fol. 38).
3-6-1555: Arent Arentsz. van der Meer, advocaat voor het Hof van Hollandt, in zijn jeugd meestal buiten Holland ter schole geweest zijnde, bij dode van zijn vader Arent Huybrechtsz. van der Meer na verzuim en doet op 21-5-1556 afstand van zijn rechten op het leen (F, fol. 23v; Huybrecht Pietersz. van der Meer liet bij zijn dood twee zoons na, Arent en Beyer. De eerste overleed op 28-10-1518, waarna in maart 1519 diens zoon Arent is geboren. Beyer had het leen echter al voor hem zelf verzocht op 28-10-1519, wiens zoon hem opvolgde).
1-7-1558: Heer Adriaen van Duvenvoorde, priester, hulde door Aernt van Duvenvoorde Ghijsbrechtsz., bij dode van zijn broer heer Aernt van Duvenvoorde, ridder (F, fol. 53).
|
Feit |
van 1518 tot 1522 [3] |
Vermeld als eigenaar in Monsterambacht en Haagambacht |
- Blaffaard van de goederen van de Heilige Geest van Den Haag over de periode 1518-1522 Monster ende Maeslant
Up Gerrit Ouwe Roggen ant ende huijs gelegen in Monsterambocht bij die meente lant ende thuijs in Haechambacht ende verschint Lambertii. 3 Lb xviii, xix, xx, xxi
[margine: habet Beijer Hubrechtsz (volgende eigenaar)]
|
Feit |
van 3 sep 1524 [4] |
Borg voor Pieter Adriaensz van der Meer |
- Regesten Heilige Geest cartularium van Scheveningen
Nr. 66 folio 50 d.d. St. Gregorius avond 1524.: Ick Pieter Adriaensz. van der Meer doe condt allen luijden dat ic bekenne ende belije voer mij, mijnen erffven ende nacomelinghen vercoft te hebben joncfrouw Marritgen weduwe van wijlen Mr. Jan van Haerlem ofte houder van desen brijeff, de somma van drie rins gulden current van 40 groten stuck erfflosrenten. Ende ic hebze versekert ende ende verzekerze mits desen up dese stucken lants gelegen ende belent als desen ouwen doersteeecken brieve dat wtwijse ende verclaert. Ende voort up mijn wooninge daer ic nu ter tijt up woen eijgen ende off roerende ende onroerende gueden vercrijghen ende te vercrijgen, waer in gelegen zijn off bevonden sullen worden. Ende waert saeck dat dit voerscr. landt ende guet nijet solvent genoech en waer, soe gelove ic Beijer Huijbrechtsz. als waerborge dese penningen ende renten te moghen verhaelen an mijn wooninge daer ic nu ter tijt woene ende an alle mijn ander gueden die daer onder stellende tot een zeker ijpoteeck als Pieter Adriaensz. mijn neeff dat belooft heeft. Ende bij gebreecke van betalinge zoe sal joncfrouw Marritgen often houder van deesen brijeff moeghen panden an mijnen voorsz. guet. Ende hebben mit een maect recht kiespande den derden penning beter mit beijen nijet te verlijesen. Ende sullen all jaers verschijnen ende ommecommen up Sinte Gregorius dach in maert. Des zijnt voorwaerden dat ic Pieter Adriaensz. off Beijer Hubrechtsz. dese renten sal moeghen lossen ende quijten na dat eerste jaer tot allen tijen alst eenich van ons believen sal, de penninck mit sesthien penninghen ende mit die verschenen renten na beloop des tijds. Alle dinck sonder arch ende list. In kennisse der waerheijt ende om dat wij Pieter Adriaensz. ende Beijer Hubrechtsz. selver gheen zegel gebruijcken, daerom hebben wij gebeden Dirck Deijm ende Wormbrecht Willemsz. ingeseten vanden Haghe dat zij dese brijeff over ons bezegelt hebben. Ghescreven int jaer duijsent vijff hondert vierentwintich op Sinte Gregorius avondt nae tscrijvents stichts van Utrecht.
Kanttekening: Possesseur anno 1571 van dijpoteecque Jacob Ziersz.
Nog een kanttekening: Possesseur anno 1581 Jacob Zijersz. voorsz.
Idem: Possesseur 1619 Jacop Lendert Zijeren.
Deese rente is afgelost ende in reeckeninge ….seert int jaer 1654 met de rente
|
Feit |
van 10 jan 1525 [5] |
Vermeld als belender te Monster |
- Regesten Sint Nicolaasgasthuis Den Haag:
10-1-1525 [Regest 233] Schepenen van Monster oorkonden dat Gerijt Pieterszoen van der Meer verklaarde een rente van 8 pond Hollands te vestigen op 2 morgen land die in erfpacht gebruikt worden door Pieter Claeszoen te Loosduinen en belend zijn: ten westen mijn Vrouwe van Loosduinen en Vop de rentmeester, ten noorden mijn Vrouwe van der Lee, ten zuiden het laantje en Beyer Hubrechtszoen, ten oosten de Loserlaen
|
Feit |
tot vóór 1526 [4] |
Vermeld in register Grafelijkheidsrekenkamer |
- <1526: Vermeld in register Grafelijkheidsrekenkamer, betreffende de ontvangsten van verbeurd verklaarde goederen van personen die zich van het leven beroofd hebben.
Van Beijer Hubrechtsz. die welcke mit mijnen heren vande rekeninge inden Hage overcommen ende geappoincteert es ald dat hij in coepe hebben ende behouden sal alle de achtergelaten goeden, roerende ende onroerende, inschulden ende vuijtschulden tot zijnen last houdende van Adriaen Hubrechtsz. zijnen broeder, ande Keij. Mat. gecommen ende gedevoveert overmits dat de voorn. Adriaen vuijt desperatie van hem zelven verhangen ende van levende lijve ter doot gebrocht heeft. Mits daer voren betalende tot behoef vanden Keij. Mat. de somme van £ 300 van 40 groten vlaems tpont up zekere termijnen ende jaren. Te weeten Kersmisse 1526 £ 60, Kersmisse ’27, ’28, ’29 ende Kersmisse anno ’30 telcx siaers £ 60. Hier vanden eersten termijn verschenen Kersmisse ’26, £ 60.
Kanttekening: Vanden appointe van £ 300 blijct bij t5e memoriael bouck folio 6 ende t’inventaris vande goeden is hierover gelevert vanden geheelen boel van alle de zusters ende broeders.
|
Overlijden |
vóór 20 mei 1539 [6] |
Feit |
tot 1557 [5] |
Vermeld in Regesten Heilige Geest Den Haag |
- 8-1-1441 [Regest 272] Dirc Pietersz verklaart voor schepenen van Den Haag dat hij schuldig is aan de H.Geest in Den Haag een rente van 20 schelling Hollands per jaar, te betalen op Valkenburger markt, verzekerd op zijn woning in het Westambacht van Den Haag “op die meer”, waarin vroeger zijn vader Pieter Claesz woonde, belend ten oosten Claes die Buyser, ten westen proper Jan, ten noorden het meer voornoemd, en ten zuiden het klooster van Loosduinen.
Dorso
z.d. Beyer Huyberts
Dirc Pietersz woning opte meer
Op Beyer Huybrechts woning in het Westambacht
Marge
1557 Gillis Pieterszs weduwe voornoemd
1586 Jan Diricxsz
Nu de raadsheer Kinschot
|
Persoon-ID |
I29341 |
Hennies genealogie | Alsemgeest, Bellekom, Laduk, Neerscholten |
Laatst gewijzigd op |
3 feb 2023 |