Een reis in het verleden met verrassende vergezichten
Treffers 38,901 t/m 38,950 van 48,679
# | Aantekeningen | Verbonden met |
---|---|---|
38901 | redrick Mertensz; afk van: Stompwijk; Trijntie Ariens; afk van: Stompwijk; get.: Lijsbeth Jans get.: Dirck Dircksz | Gezin: Fredrick Mertensz van Leeuwen / Catharina Arijens Lelievelt (F1562852327)
|
38902 | regent van het Oude Mannenhuis 1536-1552, regent van het Weeshuis idem, regent van het Meisjeshuis 1537 | van der Meer, Vranck Pieter Arendsz (I29379)
|
38903 | Regest d.d. 25-06-1605. Ic Adriaen Jansz. van Nierop schout inden ambacht van Stompwijck gesurrogeert van Pieter Meesz. van t’Rietvelt schout tZoeterwoude ende zulcx in desen als schout inden selven ambachte van Zoeterwoude doe cont eenen ijegelicken dat voor mij ende voor Gerijt Willemsz. ende Pieter Adriaensz. buijrluijden inden voorsz. ambachte van Zoeterwoude als getuijgen ten desen versocht, gecomen ende gecompareert es Pieter Meesz. van t’Rietvelt schout tot Zoeterwoude voorsz. ende bekende bij desen voor hem ende zijnen erven deuchdelicken schuldich te wesen IJsbrant Dircxz. Visscher poorter der stad Leijden als curateur over den persoon ende goederen van joncheer Willem van Craecken van der Laen ten behouve vande kinderen vande selve van der Laen ofte actie vande selve vercrijgende, die somme van vijff duijsent acht hondert carolus gulden te 40 grooten tstuck. Spruijtende uijt zaecke der coope van des voorsz. van der Laens woninge mit huijs, schuijre, barge, boomgaert, bepotinge ende beplantinge daer op staende, | van Kraken van der Laan, Jonkheer Willem Hendriks (I30231)
|
38904 | Regest van de Abdij Leeuwenhorst 879. 1540 juni 17. Pouwels Claesz., schout van Noirtigerhout, oorkondt dat Dirck Gerrit Fitsz. erkent van abdis en convent van Leeuwenhorst in erfhuur ontvangen te hebben zekere percelen, die hij voorheen in huur had, nl. een stuk land ter breedte van 56 voet, waar zijn schuur op staat; in den Geest een stuk land van 14 voet breed, 4 hond land etc. voor 62 gouden Car. gld. ’s jaars. | Fits, Dirk Gerritsz (I30879)
|
38905 | Regesten abdij Leeuwenhorst te Noordwijkerhout 13-8-1310: Jacob van den Woude, ridder, verkoopt aan abdis, en convent van der Lee de Coenraetzkamp ten overstaan van rechter en buren van Waermonde. In dien jaer ons Heren als men scrivet dertienhondert ende tien tve daghe voer onser Vrouwen dagh tuetghangen ochst. Orig. Het zegel ontbreekt. Notariële kopie in cart. f. 71. | van den Woude, Heer van Warmond Jacob XII (I30426)
|
38906 | Regesten Abdij Leeuwenhorst te Noordwijkerhout 784. 1513 maart 10. Roeloff bastaard van der Boechorst Jansz., schout te Noirtwyckerhout, oorkondt dat Ewout Wouter Kers en Jan Pietersz. op verzoek van abdis en convent van der Lee bij ede verklaren, hoe er tijdens het onder rentmeesterschap van ter Lee van Claes Pietersz. een geschil bestond tussen Mr. Dirck Spangert, kapelaan en rentmeester, met Pieter Plumyon als eigenaar van Dirck Gherijtsz. ‘ woning in Noirtwyckerhout over stoven en een wal in de geest. | Kersz, Ewout Wouters (I30881)
|
38907 | Regesten abdij Leeuwenhorst te Noordwijkerhout: 68. 1323 maart 5. Florens van Hodenpijl oorkondt, dat hij voor schout en buren te Wateringhe aan abdis en convent te Leewenhurst in eigendom geeft 2 morgen land, zoals het gelegen is met zijn stiefdochter Katerine aan de westzijde van de kerkweg naast land van Leewenhurst. Ghegheven int jaer, ons Heren M.CCC. ende XXIII des Saterdaghes na Oculi. Orig. met uithangend, zegel in groene was. Vermeld in Regesta Hannonensia p. 126 op 24 maart 1324 | van Hodenpijl, Floris Dircksz (I5345)
|
38908 | Regesten Abdij Loosduinen 17-1-1477js [Regest 65] Egbert Claes de Verwers zoon verkoopt aan Arlewijn Vrancken zoon 2 morgen 85½ roede land in Monster. Met de zegels van Pieter Geryts zoon, schout van Wateringen, en van Jan Duker. 11-12-1478 [Regest 67] Jan Geryts zoon verkoopt aan Arlewijn Vrancken zoon 7½ morgen land in Monster in den Pueldijc. Met geschonden zegel van Jan Geryts zoon in groene was. 25-9-1484 [Regest 72] Heylwy Dircx dochter verkoopt aan Arlewijn Vrancken zoon 27 roeden land in Monster. Met de zegels van Bertout Nagel Bartouts zoon en mr. Jan van Velde, rentmeester der memorie te Coninxvelt. | Vranckenz, Arlewijn (I27306)
|
38909 | Regesten abdij van Loosduinen 19-11-1448 [Regest 46] Egghebrecht van Kranenburch bevestigt, dat zijn vader, Jan van Kranenburch, aan het klooster van Lausdunen heeft gegeven het land, dat hij bezat in den Groten Kamp te Monster, met de bepaling, dat 40 schellingen van de jaarlijksche opbrengst gebruikt zouden worden voor een jaarlijksche mis voor zijn ouders en het overige voor een dergelijke mis voor hemzelf en zijn vrouw. Het zegel van den oorkonder verloren | van Cranenburch, Engebrecht Jansz (I29354)
|
38910 | Regesten abdij van Loosduinen 19-11-1448 [Regest 46] Egghebrecht van Kranenburch bevestigt, dat zijn vader, Jan van Kranenburch, aan het klooster van Lausdunen heeft gegeven het land, dat hij bezat in den Groten Kamp te Monster, met de bepaling, dat 40 schellingen van de jaarlijksche opbrengst gebruikt zouden worden voor een jaarlijksche mis voor zijn ouders en het overige voor een dergelijke mis voor hemzelf en zijn vrouw. Het zegel van den oorkonder verloren | van Cranenburch, Jan (I29357)
|
38911 | Regesten abdij van Loosduinen 22-11-1339 [Regest 15] Willem III, graaf van Henegouwen, Holland enz., oorkondt dat er een geschil was geweest tussen abdis en gemeen convent van Loosduinen aan de ene zijde, en Jan Eggebrechtsz op de andere zijde, waarbij de laatste een erfelijke provende opeiste ingenoemd klooster, hij met een knecht, tien paarden en twee winden. Partijen zijn op een boete van 100 pond Hollands aan de graaf gebleven. De graaf wijst ten gunste van het klooster indien abdis, twee zusters en convers op de heiligen zweren dat Jan en zijn ouders geen recht hebben op de provende, ook niet erfelijk. Aldus gezworen door Ver Catharina van Abbenbroeck, abdis, Ver Soete van Emelisse, en Ver Ermghert van Zijle, nonnen, en broeder Pieter, convers. Ondertekend door heer Jan van Polanen, Jan Moilnair, Hendrik Hamer, en bezegeld door heer Florens de Haamstede. | van Cranenburch, Jan Engelbrechtsz (I29360)
|
38912 | Regesten Delfland - Het Karthuizerkloozer bij Delft: 2-4-1481: Arlewijn Vranckenz., Claes Jansz., Lysbeth, weduwe van Gerijt Jansz. kavelen met de voogden van hun broers Claes- en Dirc Symonsz. de erfenis van hun vader Symon Claesz., waarbij de laatste 2 ontvangen: 5 morgen land te Naeldwijc, gemeen met het klooster van Lausduynen, belend ten oosten: de dijcsloot, ten westen: Wonne, weduwe van Jan Vos, ten noorden: de heerweg, ten zuiden: heer Heynric van Naeldwijc; 5 morgen land te Wateringen, belend ten oosten: de pastoor en de kerk van Wateringen, ten westen en noorden: kapelrieland, waarvan het klooster te Lausduynen collator is, ten zuiden: de Zuytweg; 1½ morgen 1 hond 40 gaarden land te Wateringen, gemeen met genoemde Claes Jansz. en genoemde Lysbeth, belend ten oosten: Arlewijn Vranckenz. en de nakomelingen van Tou Pietersz., ten westen: de kerk van Sceveninghen, ten noorden: de weg en Arlewijn Vranckenz. ten zuiden: de banweg. Het land is onbelast. Bezegeld door Dirck Symonsz.: 3 horizontaal geplaatste bonen 2, 1, en door Wigger Pietersz.: een 23-7-1494: Meester Claes Symonsz. verkoopt aan meester Jacop Meeman, priester, 2 van de 5 morgen land te Naeldwijc, waarvan hij de andere 3 heeft verkocht aan Arlewijn Vranckenz., gemeen met het klooster van Lausduynen, belend ten oosten: de dycsloot, ten westen: genoemd klooster en Arlewijn Vranckenz., ten zuiden: heer Heynryc, heer tot Naeldwijc ridder, ten noorden: de heerweg; 5 morgen en 1½ morgen 1 hond 40 gaarde te Wateringen, zoals vermeld in de vorige acte. Bezegeld door Cornelis van Andel Gijsbertsz.: een zesspakig wiel, en door Costijn Jansz., schepen te Delff: 3 vijfbladige rozen 2, 1, in het hart vergezeld van een sterretje. | Vranckenz, Arlewijn (I27306)
|
38913 | Regesten Delfland - Het Karthuizerkloozer bij Delft: 2-4-1481: Arlewijn Vranckenz., Claes Jansz., Lysbeth, weduwe van Gerijt Jansz. kavelen met de voogden van hun broers Claes- en Dirc Symonsz. de erfenis van hun vader Symon Claesz., waarbij de laatste 2 ontvangen: 5 morgen land te Naeldwijc, gemeen met het klooster van Lausduynen, belend ten oosten: de dijcsloot, ten westen: Wonne, weduwe van Jan Vos, ten noorden: de heerweg, ten zuiden: heer Heynric van Naeldwijc; 5 morgen land te Wateringen, belend ten oosten: de pastoor en de kerk van Wateringen, ten westen en noorden: kapelrieland, waarvan het klooster te Lausduynen collator is, ten zuiden: de Zuytweg; 1½ morgen 1 hond 40 gaarden land te Wateringen, gemeen met genoemde Claes Jansz. en genoemde Lysbeth, belend ten oosten: Arlewijn Vranckenz. en de nakomelingen van Tou Pietersz., ten westen: de kerk van Sceveninghen, ten noorden: de weg en Arlewijn Vranckenz. ten zuiden: de banweg. Het land is onbelast. Bezegeld door Dirck Symonsz.: 3 horizontaal geplaatste bonen 2, 1, en door Wigger Pietersz.: een 23-7-1494: Meester Claes Symonsz. verkoopt aan meester Jacop Meeman, priester, 2 van de 5 morgen land te Naeldwijc, waarvan hij de andere 3 heeft verkocht aan Arlewijn Vranckenz., gemeen met het klooster van Lausduynen, belend ten oosten: de dycsloot, ten westen: genoemd klooster en Arlewijn Vranckenz., ten zuiden: heer Heynryc, heer tot Naeldwijc ridder, ten noorden: de heerweg; 5 morgen en 1½ morgen 1 hond 40 gaarde te Wateringen, zoals vermeld in de vorige acte. Bezegeld door Cornelis van Andel Gijsbertsz.: een zesspakig wiel, en door Costijn Jansz., schepen te Delff: 3 vijfbladige rozen 2, 1, in het hart vergezeld van een sterretje. | Claesz, Sijmon (I27315)
|
38914 | Regesten Delfland 1514: Vlaerdingen 18-10-1514: Gillis Simonsz. oud 61 jaar, schout; meester Pieter Claesz. oud 42 jaar, burgemeester; Claeus Aemsz. oud 38 jaar, schepen, attesteren. | Sijmonsz, Gillis (I25231)
|
38915 | Regesten Delfland 178. 22-12-1599: Cornelis Cornelisz. smith te Wateringhe enerzijds, Marritge Gerritsdochter, laatst weduwe van Cornelis Jansz. Vercrocht, geassisteerd door haar zoon Gerrit Maertensz., anderzijds, komen overeen dat de 3 morgen land gekocht door de eerste partij van de Staten in de Hage, afkomstig van de abdij van Loosduynen en gelegen te Monster gemeen in de woning van de tweede partij, door deze wordt afgestaan aan de tweede partij en hiervoor terug ontvangt 3 morgen land, gelegen in 11 morgen 1½ hond te Wateringhe, n.l. 2 morgen weiland en de rest teelland, gekocht in 1595 door Cornelis Jansz. Vercrocht van de heren Staten en afkomstig van Sint Aechten, belend ten zuiden: de Kleyne Noortweg, ten noorden: genoemde Marritge Gerritsdochter, ten westen: Henrick Jansz., ten oosten: Jacob Hugensz. van der Dussen. Op elke partij blijft een losrente de penning 16, groot 27 karolus gulden, ten behoeve van de Staten rusten. Het land afkomstig van de eerste partij is bovendien bela | Vercroft (van Bohemen), Gerrit Maertensz (I11942)
|
38916 | Regesten Delfland 178. 22-12-1599: Cornelis Cornelisz. smith te Wateringhe enerzijds, Marritge Gerritsdochter, laatst weduwe van Cornelis Jansz. Vercrocht, geassisteerd door haar zoon Gerrit Maertensz., anderzijds, komen overeen dat de 3 morgen land gekocht door de eerste partij van de Staten in de Hage, afkomstig van de abdij van Loosduynen en gelegen te Monster gemeen in de woning van de tweede partij, door deze wordt afgestaan aan de tweede partij en hiervoor terug ontvangt 3 morgen land, gelegen in 11 morgen 1½ hond te Wateringhe, n.l. 2 morgen weiland en de rest teelland, gekocht in 1595 door Cornelis Jansz. Vercrocht van de heren Staten en afkomstig van Sint Aechten, belend ten zuiden: de Kleyne Noortweg, ten noorden: genoemde Marritge Gerritsdochter, ten westen: Henrick Jansz., ten oosten: Jacob Hugensz. van der Dussen. Op elke partij blijft een losrente de penning 16, groot 27 karolus gulden, ten behoeve van de Staten rusten. Het land afkomstig van de eerste partij is bovendien bela | Sijmonsz, Maerten (I18053)
|
38917 | Regesten Delfland 178. 22-12-1599: Cornelis Cornelisz. smith te Wateringhe enerzijds, Marritge Gerritsdochter, laatst weduwe van Cornelis Jansz. Vercrocht, geassisteerd door haar zoon Gerrit Maertensz., anderzijds, komen overeen dat de 3 morgen land gekocht door de eerste partij van de Staten in de Hage, afkomstig van de abdij van Loosduynen en gelegen te Monster gemeen in de woning van de tweede partij, door deze wordt afgestaan aan de tweede partij en hiervoor terug ontvangt 3 morgen land, gelegen in 11 morgen 1½ hond te Wateringhe, n.l. 2 morgen weiland en de rest teelland, gekocht in 1595 door Cornelis Jansz. Vercrocht van de heren Staten en afkomstig van Sint Aechten, belend ten zuiden: de Kleyne Noortweg, ten noorden: genoemde Marritge Gerritsdochter, ten westen: Henrick Jansz., ten oosten: Jacob Hugensz. van der Dussen. Op elke partij blijft een losrente de penning 16, groot 27 karolus gulden, ten behoeve van de Staten rusten. Het land afkomstig van de eerste partij is bovendien bela | Vercroft, Maritge Gerritsdr (I18054)
|
38918 | Regesten Delfland: 139. 19-6-1433: Haedwy Eggebrechtsdochter van Cranenburch, weduwe van Meyns Jansz., huurt met ingang van 1-1-1434 voor 10 jaar tegen 3½ engelse nobel en lasten tot 3 sc. per morgen van Jan van der Hove, rentmeester van de heren van Sint Jan te Hairlem, 5 morgen land te Monster in de Poeldijck (f. 395). | van Cranenburch, Hadewij Eggebrechtsdr (I29364)
|
38919 | Regesten Delfland: 139. 19-6-1433: Haedwy Eggebrechtsdochter van Cranenburch, weduwe van Meyns Jansz., huurt met ingang van 1-1-1434 voor 10 jaar tegen 3½ engelse nobel en lasten tot 3 sc. per morgen van Jan van der Hove, rentmeester van de heren van Sint Jan te Hairlem, 5 morgen land te Monster in de Poeldijck (f. 395). | Jansz, Meijns (I29365)
|
38920 | Regesten Delfland: 14-6-1512: Jacob Arlewijnsz., Aleyt Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Tou Arensz., Baerte Arlewijnsdochter, gehuwd met Maertijn Arensz. en Joest Gerrit Vossen verklaren dat wijlen hun moeder Natalie Symonsdochter, weduwe van Arlewijn Vranckenz., ten behoeve van haar zieleheil en dat van haar kinderen geschonken heeft aan het Onse Lieve Vrouwengilde te Wateringen op het heilig kruisaltaar 25 pond hollants, n.l. 2 percelen land: 5½ morgen te Wateringen, belend ten oosten en noorden: het Sint Ursulen zusterhuis te Delff, ten westen: Jan Vossen, ten zuiden: de heren van Sint Jan te Haerlem, en dat tegen 21 pond hollands verpacht is aan Dirck Willemsz. ande Noortwech; en 11 hond land aldaar in de woning van Jacob Arlewijnsz. in het voorweer gemeen met het Sint Aechtenklooster te Delff, met dat van Sint Agnieten in den Haghe en met de kinderen van Arlewijn Vranckenz., belend ten oosten: de regulieren van Leyderdorp en de heerlijkheid van Naeldwijck, ten westen: het klooster Reynsburch, ten noorden: de he | Arlewijns, Jacob (I27305)
|
38921 | Regesten Delfland: 14-6-1512: Jacob Arlewijnsz., Aleyt Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Tou Arensz., Baerte Arlewijnsdochter, gehuwd met Maertijn Arensz. en Joest Gerrit Vossen verklaren dat wijlen hun moeder Natalie Symonsdochter, weduwe van Arlewijn Vranckenz., ten behoeve van haar zieleheil en dat van haar kinderen geschonken heeft aan het Onse Lieve Vrouwengilde te Wateringen op het heilig kruisaltaar 25 pond hollants, n.l. 2 percelen land: 5½ morgen te Wateringen, belend ten oosten en noorden: het Sint Ursulen zusterhuis te Delff, ten westen: Jan Vossen, ten zuiden: de heren van Sint Jan te Haerlem, en dat tegen 21 pond hollands verpacht is aan Dirck Willemsz. ande Noortwech; en 11 hond land aldaar in de woning van Jacob Arlewijnsz. in het voorweer gemeen met het Sint Aechtenklooster te Delff, met dat van Sint Agnieten in den Haghe en met de kinderen van Arlewijn Vranckenz., belend ten oosten: de regulieren van Leyderdorp en de heerlijkheid van Naeldwijck, ten westen: het klooster Reynsburch, ten noorden: de he | Vranckenz, Arlewijn (I27306)
|
38922 | Regesten Delfland: 14-6-1512: Jacob Arlewijnsz., Aleyt Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Tou Arensz., Baerte Arlewijnsdochter, gehuwd met Maertijn Arensz. en Joest Gerrit Vossen verklaren dat wijlen hun moeder Natalie Symonsdochter, weduwe van Arlewijn Vranckenz., ten behoeve van haar zieleheil en dat van haar kinderen geschonken heeft aan het Onse Lieve Vrouwengilde te Wateringen op het heilig kruisaltaar 25 pond hollants, n.l. 2 percelen land: 5½ morgen te Wateringen, belend ten oosten en noorden: het Sint Ursulen zusterhuis te Delff, ten westen: Jan Vossen, ten zuiden: de heren van Sint Jan te Haerlem, en dat tegen 21 pond hollands verpacht is aan Dirck Willemsz. ande Noortwech; en 11 hond land aldaar in de woning van Jacob Arlewijnsz. in het voorweer gemeen met het Sint Aechtenklooster te Delff, met dat van Sint Agnieten in den Haghe en met de kinderen van Arlewijn Vranckenz., belend ten oosten: de regulieren van Leyderdorp en de heerlijkheid van Naeldwijck, ten westen: het klooster Reynsburch, ten noorden: de he | Arlewijnsdr, Baerte (I27307)
|
38923 | Regesten Delfland: 14-6-1512: Jacob Arlewijnsz., Aleyt Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Tou Arensz., Baerte Arlewijnsdochter, gehuwd met Maertijn Arensz. en Joest Gerrit Vossen verklaren dat wijlen hun moeder Natalie Symonsdochter, weduwe van Arlewijn Vranckenz., ten behoeve van haar zieleheil en dat van haar kinderen geschonken heeft aan het Onse Lieve Vrouwengilde te Wateringen op het heilig kruisaltaar 25 pond hollants, n.l. 2 percelen land: 5½ morgen te Wateringen, belend ten oosten en noorden: het Sint Ursulen zusterhuis te Delff, ten westen: Jan Vossen, ten zuiden: de heren van Sint Jan te Haerlem, en dat tegen 21 pond hollands verpacht is aan Dirck Willemsz. ande Noortwech; en 11 hond land aldaar in de woning van Jacob Arlewijnsz. in het voorweer gemeen met het Sint Aechtenklooster te Delff, met dat van Sint Agnieten in den Haghe en met de kinderen van Arlewijn Vranckenz., belend ten oosten: de regulieren van Leyderdorp en de heerlijkheid van Naeldwijck, ten westen: het klooster Reynsburch, ten noorden: de he | Sijmonsdr, Natalie (I27309)
|
38924 | Regesten Delfland: 14-6-1512: Jacob Arlewijnsz., Aleyt Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Tou Arensz., Baerte Arlewijnsdochter, gehuwd met Maertijn Arensz. en Joest Gerrit Vossen verklaren dat wijlen hun moeder Natalie Symonsdochter, weduwe van Arlewijn Vranckenz., ten behoeve van haar zieleheil en dat van haar kinderen geschonken heeft aan het Onse Lieve Vrouwengilde te Wateringen op het heilig kruisaltaar 25 pond hollants, n.l. 2 percelen land: 5½ morgen te Wateringen, belend ten oosten en noorden: het Sint Ursulen zusterhuis te Delff, ten westen: Jan Vossen, ten zuiden: de heren van Sint Jan te Haerlem, en dat tegen 21 pond hollands verpacht is aan Dirck Willemsz. ande Noortwech; en 11 hond land aldaar in de woning van Jacob Arlewijnsz. in het voorweer gemeen met het Sint Aechtenklooster te Delff, met dat van Sint Agnieten in den Haghe en met de kinderen van Arlewijn Vranckenz., belend ten oosten: de regulieren van Leyderdorp en de heerlijkheid van Naeldwijck, ten westen: het klooster Reynsburch, ten noorden: de he | Arlewijnsdr, Aleijt (I27310)
|
38925 | Regesten Delfland: 14-6-1512: Jacob Arlewijnsz., Aleyt Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Tou Arensz., Baerte Arlewijnsdochter, gehuwd met Maertijn Arensz. en Joest Gerrit Vossen verklaren dat wijlen hun moeder Natalie Symonsdochter, weduwe van Arlewijn Vranckenz., ten behoeve van haar zieleheil en dat van haar kinderen geschonken heeft aan het Onse Lieve Vrouwengilde te Wateringen op het heilig kruisaltaar 25 pond hollants, n.l. 2 percelen land: 5½ morgen te Wateringen, belend ten oosten en noorden: het Sint Ursulen zusterhuis te Delff, ten westen: Jan Vossen, ten zuiden: de heren van Sint Jan te Haerlem, en dat tegen 21 pond hollands verpacht is aan Dirck Willemsz. ande Noortwech; en 11 hond land aldaar in de woning van Jacob Arlewijnsz. in het voorweer gemeen met het Sint Aechtenklooster te Delff, met dat van Sint Agnieten in den Haghe en met de kinderen van Arlewijn Vranckenz., belend ten oosten: de regulieren van Leyderdorp en de heerlijkheid van Naeldwijck, ten westen: het klooster Reynsburch, ten noorden: de he | Touwenz, Pieter Arent (I27311)
|
38926 | Regesten Delfland: 20-3-1501: Jacob Arlewijnsz. huurt van de commandeur van Sint Jansklooster te Haerlem voor 10 jaar met ingang van 1-1-1501 tegen 5 nobel, 5 kapoenen en alle lasten 5 morgen land te Monster, belend ten westen: Arlewijn Vranckenz. en de kinderen van Jacob Martijnsz., ten oosten: de stiefkinderen van Jorijs Pietersz. en het kapittel te Naeldwijck, ten zuiden: Monsterdijck, ten noorden: Zwaersland, zoals hij dit in pacht hield. Bezegeld door zijn vader Arlewijn Vranckenz., schout van de Wateringhe (f. 475). | Arlewijns, Jacob (I27305)
|
38927 | Regesten Delfland: 20-3-1501: Jacob Arlewijnsz. huurt van de commandeur van Sint Jansklooster te Haerlem voor 10 jaar met ingang van 1-1-1501 tegen 5 nobel, 5 kapoenen en alle lasten 5 morgen land te Monster, belend ten westen: Arlewijn Vranckenz. en de kinderen van Jacob Martijnsz., ten oosten: de stiefkinderen van Jorijs Pietersz. en het kapittel te Naeldwijck, ten zuiden: Monsterdijck, ten noorden: Zwaersland, zoals hij dit in pacht hield. Bezegeld door zijn vader Arlewijn Vranckenz., schout van de Wateringhe (f. 475). | Vranckenz, Arlewijn (I27306)
|
38928 | Regesten Delfland: Geschil over uitoefening van het patronaatschap (Wateringen). Twee familieleden betwisten elkaar dit recht, terwijl ook de ontvanger van het geestelijk kantoor te Delft, Cornelis van Coolwijck, er ambtshalve aanspraak op maakt. De Hoge Raad van Holland doet uiteindelijk uitspraak: 6-4-1596: De eerste partij is Annetge Pietersdochter, weduwe van Ghijsbrecht Pietersz., geassisteerd door haar zoon Pieter Ghijsbrechtsz. te Eyckenduynen. Zij verklaren dat Jacob Arlewijnsz., gehuwd met Catarina, de oudste zoon van de stichters, welke stichting op 1-10- 1512 door de bisschop van Utrecht is geapprobeerd, patroon was en o.a. een dochter Maritgen naliet, gehuwd met Pieter Claesz., die als patrones Jan Adriaensz. benoemde. Haar dochter Anna Pietersdochter stelde als patrones Cornelis Jansz. Boutesteyn aan, die in juni 1586 overleed, waarna zij op 27-6-1586 haar kleinzoon Gijsbert Pietersz. benoemde, welke benoeming op 16-7-1587 werd geconfirmeerd en voor wie, daar hij onmondig is, zijn vader Pieter Gijsbertsz. als voogd optreedt. De tweede partij is Machteld Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, brouwer te Delft, optredend namens haar minderjarige zoon Arlewijn Adriaensz. Een dochter van de stichters was Arent (lees Aleyt!) Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Arent Touwenz. Uit dit huwelijk o.a. 3 kinderen: 1. Arlewijn Pietersz. Tou, schoonvader van de tweede partij, wiens zoon de prebende confereerde op Cornelis Jansz. Boutesteyn, schout van Wateringen, die in 1586 na genoemde patroon overleed. Hierna confereerde Machtelt Adriaensdochter de prebende op 4-4-1587 op Pieter Cornelisz. van der Burch, die van de bloede van de stichters was. 2. Jannetje Pietersdochter, die een zoon Pieter Cornelisz. naliet. 3. Marietge Pietersdochter, gehuwd met Jan Carstiaensz., die naliet Jan Jan Castiaensz. op ’t Wout en Crijntge Jansdochter. Beide partijen worden in het ongelijk gesteld en de prebende wordt aan de ontvanger toegewezen (een en ander aangevuld uit: Hoge Raad van Holland, inv. 689, d.d. 6-4-1596). 29-3-1597: Gecommitteerde raden van de Staten van Hollandt en Westvrieslandt geven gezien het vonnis van de Hoge Raad van Hollandt d.d. 6-4-1596 omtrent de inkomsten uit 5½ morgen land, dat vroeger van het gilde van Onser Lieve Vrouwe te Wateringen was, op verzoek van Machtelt Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, deze aan haar over tegen betaling van 120 pond van 40 gr. aan Cornelis van Coolwijck, ontvanger van de geestelijke goederen, wegens de niet betaalde opbrengst over de jaren 1586 tot en met 1590 en de proceskosten. | Jacobsdr, Maritgen (I5649)
|
38929 | Regesten Delfland: Geschil over uitoefening van het patronaatschap (Wateringen). Twee familieleden betwisten elkaar dit recht, terwijl ook de ontvanger van het geestelijk kantoor te Delft, Cornelis van Coolwijck, er ambtshalve aanspraak op maakt. De Hoge Raad van Holland doet uiteindelijk uitspraak: 6-4-1596: De eerste partij is Annetge Pietersdochter, weduwe van Ghijsbrecht Pietersz., geassisteerd door haar zoon Pieter Ghijsbrechtsz. te Eyckenduynen. Zij verklaren dat Jacob Arlewijnsz., gehuwd met Catarina, de oudste zoon van de stichters, welke stichting op 1-10- 1512 door de bisschop van Utrecht is geapprobeerd, patroon was en o.a. een dochter Maritgen naliet, gehuwd met Pieter Claesz., die als patrones Jan Adriaensz. benoemde. Haar dochter Anna Pietersdochter stelde als patrones Cornelis Jansz. Boutesteyn aan, die in juni 1586 overleed, waarna zij op 27-6-1586 haar kleinzoon Gijsbert Pietersz. benoemde, welke benoeming op 16-7-1587 werd geconfirmeerd en voor wie, daar hij onmondig is, zijn vader Pieter Gijsbertsz. als voogd optreedt. De tweede partij is Machteld Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, brouwer te Delft, optredend namens haar minderjarige zoon Arlewijn Adriaensz. Een dochter van de stichters was Arent (lees Aleyt!) Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Arent Touwenz. Uit dit huwelijk o.a. 3 kinderen: 1. Arlewijn Pietersz. Tou, schoonvader van de tweede partij, wiens zoon de prebende confereerde op Cornelis Jansz. Boutesteyn, schout van Wateringen, die in 1586 na genoemde patroon overleed. Hierna confereerde Machtelt Adriaensdochter de prebende op 4-4-1587 op Pieter Cornelisz. van der Burch, die van de bloede van de stichters was. 2. Jannetje Pietersdochter, die een zoon Pieter Cornelisz. naliet. 3. Marietge Pietersdochter, gehuwd met Jan Carstiaensz., die naliet Jan Jan Castiaensz. op ’t Wout en Crijntge Jansdochter. Beide partijen worden in het ongelijk gesteld en de prebende wordt aan de ontvanger toegewezen (een en ander aangevuld uit: Hoge Raad van Holland, inv. 689, d.d. 6-4-1596). 29-3-1597: Gecommitteerde raden van de Staten van Hollandt en Westvrieslandt geven gezien het vonnis van de Hoge Raad van Hollandt d.d. 6-4-1596 omtrent de inkomsten uit 5½ morgen land, dat vroeger van het gilde van Onser Lieve Vrouwe te Wateringen was, op verzoek van Machtelt Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, deze aan haar over tegen betaling van 120 pond van 40 gr. aan Cornelis van Coolwijck, ontvanger van de geestelijke goederen, wegens de niet betaalde opbrengst over de jaren 1586 tot en met 1590 en de proceskosten. | Pietersdr, Annetgen (I8451)
|
38930 | Regesten Delfland: Geschil over uitoefening van het patronaatschap (Wateringen). Twee familieleden betwisten elkaar dit recht, terwijl ook de ontvanger van het geestelijk kantoor te Delft, Cornelis van Coolwijck, er ambtshalve aanspraak op maakt. De Hoge Raad van Holland doet uiteindelijk uitspraak: 6-4-1596: De eerste partij is Annetge Pietersdochter, weduwe van Ghijsbrecht Pietersz., geassisteerd door haar zoon Pieter Ghijsbrechtsz. te Eyckenduynen. Zij verklaren dat Jacob Arlewijnsz., gehuwd met Catarina, de oudste zoon van de stichters, welke stichting op 1-10- 1512 door de bisschop van Utrecht is geapprobeerd, patroon was en o.a. een dochter Maritgen naliet, gehuwd met Pieter Claesz., die als patrones Jan Adriaensz. benoemde. Haar dochter Anna Pietersdochter stelde als patrones Cornelis Jansz. Boutesteyn aan, die in juni 1586 overleed, waarna zij op 27-6-1586 haar kleinzoon Gijsbert Pietersz. benoemde, welke benoeming op 16-7-1587 werd geconfirmeerd en voor wie, daar hij onmondig is, zijn vader Pieter Gijsbertsz. als voogd optreedt. De tweede partij is Machteld Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, brouwer te Delft, optredend namens haar minderjarige zoon Arlewijn Adriaensz. Een dochter van de stichters was Arent (lees Aleyt!) Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Arent Touwenz. Uit dit huwelijk o.a. 3 kinderen: 1. Arlewijn Pietersz. Tou, schoonvader van de tweede partij, wiens zoon de prebende confereerde op Cornelis Jansz. Boutesteyn, schout van Wateringen, die in 1586 na genoemde patroon overleed. Hierna confereerde Machtelt Adriaensdochter de prebende op 4-4-1587 op Pieter Cornelisz. van der Burch, die van de bloede van de stichters was. 2. Jannetje Pietersdochter, die een zoon Pieter Cornelisz. naliet. 3. Marietge Pietersdochter, gehuwd met Jan Carstiaensz., die naliet Jan Jan Castiaensz. op ’t Wout en Crijntge Jansdochter. Beide partijen worden in het ongelijk gesteld en de prebende wordt aan de ontvanger toegewezen (een en ander aangevuld uit: Hoge Raad van Holland, inv. 689, d.d. 6-4-1596). 29-3-1597: Gecommitteerde raden van de Staten van Hollandt en Westvrieslandt geven gezien het vonnis van de Hoge Raad van Hollandt d.d. 6-4-1596 omtrent de inkomsten uit 5½ morgen land, dat vroeger van het gilde van Onser Lieve Vrouwe te Wateringen was, op verzoek van Machtelt Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, deze aan haar over tegen betaling van 120 pond van 40 gr. aan Cornelis van Coolwijck, ontvanger van de geestelijke goederen, wegens de niet betaalde opbrengst over de jaren 1586 tot en met 1590 en de proceskosten. | Ghijsbrechts, Pieter (I27289)
|
38931 | Regesten Delfland: Geschil over uitoefening van het patronaatschap (Wateringen). Twee familieleden betwisten elkaar dit recht, terwijl ook de ontvanger van het geestelijk kantoor te Delft, Cornelis van Coolwijck, er ambtshalve aanspraak op maakt. De Hoge Raad van Holland doet uiteindelijk uitspraak: 6-4-1596: De eerste partij is Annetge Pietersdochter, weduwe van Ghijsbrecht Pietersz., geassisteerd door haar zoon Pieter Ghijsbrechtsz. te Eyckenduynen. Zij verklaren dat Jacob Arlewijnsz., gehuwd met Catarina, de oudste zoon van de stichters, welke stichting op 1-10- 1512 door de bisschop van Utrecht is geapprobeerd, patroon was en o.a. een dochter Maritgen naliet, gehuwd met Pieter Claesz., die als patrones Jan Adriaensz. benoemde. Haar dochter Anna Pietersdochter stelde als patrones Cornelis Jansz. Boutesteyn aan, die in juni 1586 overleed, waarna zij op 27-6-1586 haar kleinzoon Gijsbert Pietersz. benoemde, welke benoeming op 16-7-1587 werd geconfirmeerd en voor wie, daar hij onmondig is, zijn vader Pieter Gijsbertsz. als voogd optreedt. De tweede partij is Machteld Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, brouwer te Delft, optredend namens haar minderjarige zoon Arlewijn Adriaensz. Een dochter van de stichters was Arent (lees Aleyt!) Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Arent Touwenz. Uit dit huwelijk o.a. 3 kinderen: 1. Arlewijn Pietersz. Tou, schoonvader van de tweede partij, wiens zoon de prebende confereerde op Cornelis Jansz. Boutesteyn, schout van Wateringen, die in 1586 na genoemde patroon overleed. Hierna confereerde Machtelt Adriaensdochter de prebende op 4-4-1587 op Pieter Cornelisz. van der Burch, die van de bloede van de stichters was. 2. Jannetje Pietersdochter, die een zoon Pieter Cornelisz. naliet. 3. Marietge Pietersdochter, gehuwd met Jan Carstiaensz., die naliet Jan Jan Castiaensz. op ’t Wout en Crijntge Jansdochter. Beide partijen worden in het ongelijk gesteld en de prebende wordt aan de ontvanger toegewezen (een en ander aangevuld uit: Hoge Raad van Holland, inv. 689, d.d. 6-4-1596). 29-3-1597: Gecommitteerde raden van de Staten van Hollandt en Westvrieslandt geven gezien het vonnis van de Hoge Raad van Hollandt d.d. 6-4-1596 omtrent de inkomsten uit 5½ morgen land, dat vroeger van het gilde van Onser Lieve Vrouwe te Wateringen was, op verzoek van Machtelt Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, deze aan haar over tegen betaling van 120 pond van 40 gr. aan Cornelis van Coolwijck, ontvanger van de geestelijke goederen, wegens de niet betaalde opbrengst over de jaren 1586 tot en met 1590 en de proceskosten. | Ghijsz, Ghijsbrecht Pietersz (I27291)
|
38932 | Regesten Delfland: Geschil over uitoefening van het patronaatschap (Wateringen). Twee familieleden betwisten elkaar dit recht, terwijl ook de ontvanger van het geestelijk kantoor te Delft, Cornelis van Coolwijck, er ambtshalve aanspraak op maakt. De Hoge Raad van Holland doet uiteindelijk uitspraak: 6-4-1596: De eerste partij is Annetge Pietersdochter, weduwe van Ghijsbrecht Pietersz., geassisteerd door haar zoon Pieter Ghijsbrechtsz. te Eyckenduynen. Zij verklaren dat Jacob Arlewijnsz., gehuwd met Catarina, de oudste zoon van de stichters, welke stichting op 1-10- 1512 door de bisschop van Utrecht is geapprobeerd, patroon was en o.a. een dochter Maritgen naliet, gehuwd met Pieter Claesz., die als patrones Jan Adriaensz. benoemde. Haar dochter Anna Pietersdochter stelde als patrones Cornelis Jansz. Boutesteyn aan, die in juni 1586 overleed, waarna zij op 27-6-1586 haar kleinzoon Gijsbert Pietersz. benoemde, welke benoeming op 16-7-1587 werd geconfirmeerd en voor wie, daar hij onmondig is, zijn vader Pieter Gijsbertsz. als voogd optreedt. De tweede partij is Machteld Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, brouwer te Delft, optredend namens haar minderjarige zoon Arlewijn Adriaensz. Een dochter van de stichters was Arent (lees Aleyt!) Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Arent Touwenz. Uit dit huwelijk o.a. 3 kinderen: 1. Arlewijn Pietersz. Tou, schoonvader van de tweede partij, wiens zoon de prebende confereerde op Cornelis Jansz. Boutesteyn, schout van Wateringen, die in 1586 na genoemde patroon overleed. Hierna confereerde Machtelt Adriaensdochter de prebende op 4-4-1587 op Pieter Cornelisz. van der Burch, die van de bloede van de stichters was. 2. Jannetje Pietersdochter, die een zoon Pieter Cornelisz. naliet. 3. Marietge Pietersdochter, gehuwd met Jan Carstiaensz., die naliet Jan Jan Castiaensz. op ’t Wout en Crijntge Jansdochter. Beide partijen worden in het ongelijk gesteld en de prebende wordt aan de ontvanger toegewezen (een en ander aangevuld uit: Hoge Raad van Holland, inv. 689, d.d. 6-4-1596). 29-3-1597: Gecommitteerde raden van de Staten van Hollandt en Westvrieslandt geven gezien het vonnis van de Hoge Raad van Hollandt d.d. 6-4-1596 omtrent de inkomsten uit 5½ morgen land, dat vroeger van het gilde van Onser Lieve Vrouwe te Wateringen was, op verzoek van Machtelt Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, deze aan haar over tegen betaling van 120 pond van 40 gr. aan Cornelis van Coolwijck, ontvanger van de geestelijke goederen, wegens de niet betaalde opbrengst over de jaren 1586 tot en met 1590 en de proceskosten. | Arlewijns, Jacob (I27305)
|
38933 | Regesten Delfland: Geschil over uitoefening van het patronaatschap (Wateringen). Twee familieleden betwisten elkaar dit recht, terwijl ook de ontvanger van het geestelijk kantoor te Delft, Cornelis van Coolwijck, er ambtshalve aanspraak op maakt. De Hoge Raad van Holland doet uiteindelijk uitspraak: 6-4-1596: De eerste partij is Annetge Pietersdochter, weduwe van Ghijsbrecht Pietersz., geassisteerd door haar zoon Pieter Ghijsbrechtsz. te Eyckenduynen. Zij verklaren dat Jacob Arlewijnsz., gehuwd met Catarina, de oudste zoon van de stichters, welke stichting op 1-10- 1512 door de bisschop van Utrecht is geapprobeerd, patroon was en o.a. een dochter Maritgen naliet, gehuwd met Pieter Claesz., die als patrones Jan Adriaensz. benoemde. Haar dochter Anna Pietersdochter stelde als patrones Cornelis Jansz. Boutesteyn aan, die in juni 1586 overleed, waarna zij op 27-6-1586 haar kleinzoon Gijsbert Pietersz. benoemde, welke benoeming op 16-7-1587 werd geconfirmeerd en voor wie, daar hij onmondig is, zijn vader Pieter Gijsbertsz. als voogd optreedt. De tweede partij is Machteld Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, brouwer te Delft, optredend namens haar minderjarige zoon Arlewijn Adriaensz. Een dochter van de stichters was Arent (lees Aleyt!) Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Arent Touwenz. Uit dit huwelijk o.a. 3 kinderen: 1. Arlewijn Pietersz. Tou, schoonvader van de tweede partij, wiens zoon de prebende confereerde op Cornelis Jansz. Boutesteyn, schout van Wateringen, die in 1586 na genoemde patroon overleed. Hierna confereerde Machtelt Adriaensdochter de prebende op 4-4-1587 op Pieter Cornelisz. van der Burch, die van de bloede van de stichters was. 2. Jannetje Pietersdochter, die een zoon Pieter Cornelisz. naliet. 3. Marietge Pietersdochter, gehuwd met Jan Carstiaensz., die naliet Jan Jan Castiaensz. op ’t Wout en Crijntge Jansdochter. Beide partijen worden in het ongelijk gesteld en de prebende wordt aan de ontvanger toegewezen (een en ander aangevuld uit: Hoge Raad van Holland, inv. 689, d.d. 6-4-1596). 29-3-1597: Gecommitteerde raden van de Staten van Hollandt en Westvrieslandt geven gezien het vonnis van de Hoge Raad van Hollandt d.d. 6-4-1596 omtrent de inkomsten uit 5½ morgen land, dat vroeger van het gilde van Onser Lieve Vrouwe te Wateringen was, op verzoek van Machtelt Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, deze aan haar over tegen betaling van 120 pond van 40 gr. aan Cornelis van Coolwijck, ontvanger van de geestelijke goederen, wegens de niet betaalde opbrengst over de jaren 1586 tot en met 1590 en de proceskosten. | Vranckenz, Arlewijn (I27306)
|
38934 | Regesten Delfland: Geschil over uitoefening van het patronaatschap (Wateringen). Twee familieleden betwisten elkaar dit recht, terwijl ook de ontvanger van het geestelijk kantoor te Delft, Cornelis van Coolwijck, er ambtshalve aanspraak op maakt. De Hoge Raad van Holland doet uiteindelijk uitspraak: 6-4-1596: De eerste partij is Annetge Pietersdochter, weduwe van Ghijsbrecht Pietersz., geassisteerd door haar zoon Pieter Ghijsbrechtsz. te Eyckenduynen. Zij verklaren dat Jacob Arlewijnsz., gehuwd met Catarina, de oudste zoon van de stichters, welke stichting op 1-10- 1512 door de bisschop van Utrecht is geapprobeerd, patroon was en o.a. een dochter Maritgen naliet, gehuwd met Pieter Claesz., die als patrones Jan Adriaensz. benoemde. Haar dochter Anna Pietersdochter stelde als patrones Cornelis Jansz. Boutesteyn aan, die in juni 1586 overleed, waarna zij op 27-6-1586 haar kleinzoon Gijsbert Pietersz. benoemde, welke benoeming op 16-7-1587 werd geconfirmeerd en voor wie, daar hij onmondig is, zijn vader Pieter Gijsbertsz. als voogd optreedt. De tweede partij is Machteld Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, brouwer te Delft, optredend namens haar minderjarige zoon Arlewijn Adriaensz. Een dochter van de stichters was Arent (lees Aleyt!) Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Arent Touwenz. Uit dit huwelijk o.a. 3 kinderen: 1. Arlewijn Pietersz. Tou, schoonvader van de tweede partij, wiens zoon de prebende confereerde op Cornelis Jansz. Boutesteyn, schout van Wateringen, die in 1586 na genoemde patroon overleed. Hierna confereerde Machtelt Adriaensdochter de prebende op 4-4-1587 op Pieter Cornelisz. van der Burch, die van de bloede van de stichters was. 2. Jannetje Pietersdochter, die een zoon Pieter Cornelisz. naliet. 3. Marietge Pietersdochter, gehuwd met Jan Carstiaensz., die naliet Jan Jan Castiaensz. op ’t Wout en Crijntge Jansdochter. Beide partijen worden in het ongelijk gesteld en de prebende wordt aan de ontvanger toegewezen (een en ander aangevuld uit: Hoge Raad van Holland, inv. 689, d.d. 6-4-1596). 29-3-1597: Gecommitteerde raden van de Staten van Hollandt en Westvrieslandt geven gezien het vonnis van de Hoge Raad van Hollandt d.d. 6-4-1596 omtrent de inkomsten uit 5½ morgen land, dat vroeger van het gilde van Onser Lieve Vrouwe te Wateringen was, op verzoek van Machtelt Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, deze aan haar over tegen betaling van 120 pond van 40 gr. aan Cornelis van Coolwijck, ontvanger van de geestelijke goederen, wegens de niet betaalde opbrengst over de jaren 1586 tot en met 1590 en de proceskosten. | Arlewijnsdr, Aleijt (I27310)
|
38935 | Regesten Delfland: Geschil over uitoefening van het patronaatschap (Wateringen). Twee familieleden betwisten elkaar dit recht, terwijl ook de ontvanger van het geestelijk kantoor te Delft, Cornelis van Coolwijck, er ambtshalve aanspraak op maakt. De Hoge Raad van Holland doet uiteindelijk uitspraak: 6-4-1596: De eerste partij is Annetge Pietersdochter, weduwe van Ghijsbrecht Pietersz., geassisteerd door haar zoon Pieter Ghijsbrechtsz. te Eyckenduynen. Zij verklaren dat Jacob Arlewijnsz., gehuwd met Catarina, de oudste zoon van de stichters, welke stichting op 1-10- 1512 door de bisschop van Utrecht is geapprobeerd, patroon was en o.a. een dochter Maritgen naliet, gehuwd met Pieter Claesz., die als patrones Jan Adriaensz. benoemde. Haar dochter Anna Pietersdochter stelde als patrones Cornelis Jansz. Boutesteyn aan, die in juni 1586 overleed, waarna zij op 27-6-1586 haar kleinzoon Gijsbert Pietersz. benoemde, welke benoeming op 16-7-1587 werd geconfirmeerd en voor wie, daar hij onmondig is, zijn vader Pieter Gijsbertsz. als voogd optreedt. De tweede partij is Machteld Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, brouwer te Delft, optredend namens haar minderjarige zoon Arlewijn Adriaensz. Een dochter van de stichters was Arent (lees Aleyt!) Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Arent Touwenz. Uit dit huwelijk o.a. 3 kinderen: 1. Arlewijn Pietersz. Tou, schoonvader van de tweede partij, wiens zoon de prebende confereerde op Cornelis Jansz. Boutesteyn, schout van Wateringen, die in 1586 na genoemde patroon overleed. Hierna confereerde Machtelt Adriaensdochter de prebende op 4-4-1587 op Pieter Cornelisz. van der Burch, die van de bloede van de stichters was. 2. Jannetje Pietersdochter, die een zoon Pieter Cornelisz. naliet. 3. Marietge Pietersdochter, gehuwd met Jan Carstiaensz., die naliet Jan Jan Castiaensz. op ’t Wout en Crijntge Jansdochter. Beide partijen worden in het ongelijk gesteld en de prebende wordt aan de ontvanger toegewezen (een en ander aangevuld uit: Hoge Raad van Holland, inv. 689, d.d. 6-4-1596). 29-3-1597: Gecommitteerde raden van de Staten van Hollandt en Westvrieslandt geven gezien het vonnis van de Hoge Raad van Hollandt d.d. 6-4-1596 omtrent de inkomsten uit 5½ morgen land, dat vroeger van het gilde van Onser Lieve Vrouwe te Wateringen was, op verzoek van Machtelt Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, deze aan haar over tegen betaling van 120 pond van 40 gr. aan Cornelis van Coolwijck, ontvanger van de geestelijke goederen, wegens de niet betaalde opbrengst over de jaren 1586 tot en met 1590 en de proceskosten. | Touwenz, Pieter Arent (I27311)
|
38936 | Regesten Delfland: Geschil over uitoefening van het patronaatschap (Wateringen). Twee familieleden betwisten elkaar dit recht, terwijl ook de ontvanger van het geestelijk kantoor te Delft, Cornelis van Coolwijck, er ambtshalve aanspraak op maakt. De Hoge Raad van Holland doet uiteindelijk uitspraak: 6-4-1596: De eerste partij is Annetge Pietersdochter, weduwe van Ghijsbrecht Pietersz., geassisteerd door haar zoon Pieter Ghijsbrechtsz. te Eyckenduynen. Zij verklaren dat Jacob Arlewijnsz., gehuwd met Catarina, de oudste zoon van de stichters, welke stichting op 1-10- 1512 door de bisschop van Utrecht is geapprobeerd, patroon was en o.a. een dochter Maritgen naliet, gehuwd met Pieter Claesz., die als patrones Jan Adriaensz. benoemde. Haar dochter Anna Pietersdochter stelde als patrones Cornelis Jansz. Boutesteyn aan, die in juni 1586 overleed, waarna zij op 27-6-1586 haar kleinzoon Gijsbert Pietersz. benoemde, welke benoeming op 16-7-1587 werd geconfirmeerd en voor wie, daar hij onmondig is, zijn vader Pieter Gijsbertsz. als voogd optreedt. De tweede partij is Machteld Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, brouwer te Delft, optredend namens haar minderjarige zoon Arlewijn Adriaensz. Een dochter van de stichters was Arent (lees Aleyt!) Arlewijnsdochter, gehuwd met Pieter Arent Touwenz. Uit dit huwelijk o.a. 3 kinderen: 1. Arlewijn Pietersz. Tou, schoonvader van de tweede partij, wiens zoon de prebende confereerde op Cornelis Jansz. Boutesteyn, schout van Wateringen, die in 1586 na genoemde patroon overleed. Hierna confereerde Machtelt Adriaensdochter de prebende op 4-4-1587 op Pieter Cornelisz. van der Burch, die van de bloede van de stichters was. 2. Jannetje Pietersdochter, die een zoon Pieter Cornelisz. naliet. 3. Marietge Pietersdochter, gehuwd met Jan Carstiaensz., die naliet Jan Jan Castiaensz. op ’t Wout en Crijntge Jansdochter. Beide partijen worden in het ongelijk gesteld en de prebende wordt aan de ontvanger toegewezen (een en ander aangevuld uit: Hoge Raad van Holland, inv. 689, d.d. 6-4-1596). 29-3-1597: Gecommitteerde raden van de Staten van Hollandt en Westvrieslandt geven gezien het vonnis van de Hoge Raad van Hollandt d.d. 6-4-1596 omtrent de inkomsten uit 5½ morgen land, dat vroeger van het gilde van Onser Lieve Vrouwe te Wateringen was, op verzoek van Machtelt Adriaensdochter, weduwe van Adriaen Arlewijnsz. van der Made, deze aan haar over tegen betaling van 120 pond van 40 gr. aan Cornelis van Coolwijck, ontvanger van de geestelijke goederen, wegens de niet betaalde opbrengst over de jaren 1586 tot en met 1590 en de proceskosten. | Jacobsdr, Catharina (I27312)
|
38937 | Regesten Delfland: Pacht van de Leidsche kerken: 1507: Jacob Arlwijnsz. neemt 7 morgen land in pacht met ingang van 1507 tegen 22 pond voor 5 jaar. (het land ligt ten dele in Wateringen en ten dele in Monster) | Arlewijns, Jacob (I27305)
|
38938 | Regesten Delfland: 146. 12-3-1500: Schepenen te Monster oorkonden dat Bartolomees Pietersz. verkoopt aan Cornelis Adriaensz. een jaarrente van 2 rijnsgulden van 40 groot, verzekerd op Colijns woning te Monster, nl. 4 morgen land van de Memory in den Hage, belend ten zuiden: de kerk te Monster, ten noorden: de kinderen van Dirck Poes in den Hage, ten westen: Duyst Henricxz. te Delff, ten oosten: de Cruysweg bij Monstermolen (f. 422v). 25-3-1500: Schepenen in Monster oorkonden dat Cornelijs Adriaensz. verkoopt aan Bartelmees Heynricxz. de in de vorige acte vermelde rente (f. 423). 31-3-1501: Bertolmees Henricksz. te Naeldwijck verkoopt aan heer Symon van Zaenen de in de vorige acten vermelde rente (f. 423v). | Henricksz, Bartholomeus (I31446)
|
38939 | Regesten Delfland: 160. 15-6-1494: Mees Heynricxz. huurt van de commandeur van Sint Jansklooster te Haerlem voor 10 jaar met ingang van 1-1-1494 tegen 13 zakken tarwe en 1 hoet gerst 14 morgen land in de Poeldijck te Monster, zoals Dirck Martijnsz. deze in pacht had (acte 1172). | Henricksz, Bartholomeus (I31446)
|
38940 | Regesten Eikenduinen 20-12-1525 [Regest 13]: Pieter Pietersz verklaart voor Adriaen Gerytsz Paert en Huych Aertsz, schepenen van Den Haag, schuldig te zijn aan Pieter Gijsbrechtsz wegens erfpacht een rente van 5 pond 6 schelling 8 penning Hollands per jaar, verzekerd op de woning en het land, bij hem in gebruik, belend ten oosten mr. Aernt Nachtegael en Cornelis Claesz, ten zuiden Claes Bette Backers en Cornelis Claesz voornoemd, ten westen Zent Pietersz en Ysbrant Jacobsz, en ten noorden Claes Martensz en Pieter Gijsbrechtsz en de kerk van Eikenduinen en Gerrit Deym voornoemd. | Gijsbrechtsz, Pieter (I27292)
|
38941 | Regesten Heilige Geest cartularium van Scheveningen Nr. 66 folio 50 d.d. St. Gregorius avond 1524.: Ick Pieter Adriaensz. van der Meer doe condt allen luijden dat ic bekenne ende belije voer mij, mijnen erffven ende nacomelinghen vercoft te hebben joncfrouw Marritgen weduwe van wijlen Mr. Jan van Haerlem ofte houder van desen brijeff, de somma van drie rins gulden current van 40 groten stuck erfflosrenten. Ende ic hebze versekert ende ende verzekerze mits desen up dese stucken lants gelegen ende belent als desen ouwen doersteeecken brieve dat wtwijse ende verclaert. Ende voort up mijn wooninge daer ic nu ter tijt up woen eijgen ende off roerende ende onroerende gueden vercrijghen ende te vercrijgen, waer in gelegen zijn off bevonden sullen worden. Ende waert saeck dat dit voerscr. landt ende guet nijet solvent genoech en waer, soe gelove ic Beijer Huijbrechtsz. als waerborge dese penningen ende renten te moghen verhaelen an mijn wooninge daer ic nu ter tijt woene ende an alle mijn ander gueden die daer onder stellende tot een zeker ijpoteeck als Pieter Kanttekening: Possesseur anno 1571 van dijpoteecque Jacob Ziersz. Nog een kanttekening: Possesseur anno 1581 Jacob Zijersz. voorsz. Idem: Possesseur 1619 Jacop Lendert Zijeren. Deese rente is afgelost ende in reeckeninge ….seert int jaer 1654 met de rente | van der Meer, Beijer Hubrechtsz (I29341)
|
38942 | Regesten Heilige Geest van Scheveningen 19-3-1498: drie margen weijlants, leggende int Westambocht vander Haghe in die Zeckbroeck. Ende heeft belegen an die west sijde ende upt noorteijnde Gerijt Dircxz. voorscr. selve, an die oostzijde Hubrecht van der Meer ende upt zwteijnde die ban wateringe. 23-7-1505: Schepenen van Monster oorkonden dat Willem Bartelmeesz. aan de Heilige Geest te Scheveningen heeft verkocht een eeuwigdurende jaarlijkse rente van 4 £ Hollands gaande uit zijn woning en land in de ban van Monster, welke woning slechts belast is met een rente van 3 £ Hollands toekomende Huybrecht van der Meer. | van der Meer, Hubrecht Pietersz (I29343)
|
38943 | Regesten Rotterdam 15-8-1440: 6e memoriaal Rosa fo. 98v. De zoen gemaakt tussen 2 partijen te Rotterdam bij Aelbrecht van Naaltwijck en Boudijn van Zweten, raad van Mijn Heer van Bourgongien, gecommitteerde terzake van Hollant, Jan Oom, baljuw, scout, burgemeesters, schepenen en raden der stede van Rotterdam, gezegd tussen Boudijn Fijc van Hove en zijn kinderen, Michiel Daemszoon en Willem Dircxz. en hun magen en vrunden, hulpen en hulphulpen t.e.z. en Dirc Humansz. van Teyling, Wouter Ansenz., Olivier Aerntsz. en Dirc Aertsz. zijn broeder, Jan Pieter Ghenezoon en Aernt Pietersz. en hun magen, vrunden, hulpen en hulphulpen t.a.z.: Er zullen getuigen van goede gelove gehoord worden voor alle echte onrecht en leugens ontmaskerd worden, van alle geschillen van woorden en werken die zij met elkaar hebben: De scheldpartij van Dirc Aerntsz. tegen Michiel Daemsz., het geschil van Jacob Fijc met Costijn Bertelmeesz. en de woorden toen gesproken, de scheldwoorden en bedreigingen gesproken tussen Michiel Daemsz. en Wouter Anssenzoon en Olivier Aerntsz.; en Olivier Ae | Fijck van Hove, Boudijn (I30500)
|
38944 | Regesten Sint Maria in Galilea 22-3-1457: [22-3-1457: Mater en convent van Sint Elysabettenklooster in den Hage ter eenre zijde en Machtelt, weduwe van Jan Symonsz., met haar zoon Symon Jansz., tevens als voogd van zijn broer en zuster Pieter en Machteld en als voogd van zijn zoon Claes, Aem Heynricxz. als voogd van zijn vrouw, Symon Symonsz. Als voogd van zijn vrouw, Gerijt Symonsz. en Danyel Claesz., haar kinderen, anderzijds scheiden de goederen van wijlen Jan Symonsz., omdat 3 van diens kinderen, n.1. Alijt en Maritge, waarvan moeder is Machtelt, en Alijt, waarvan moeder was Margriete, diens eerste vrouw, hier non zijn. De twee eersten zullen de 300 schilden in de boedel inbrengen, die zij in het klooster hadden ingebracht, de andere Alijt niet, omdat zij haar moeders erfenis aan het klooster heeft vermaakt. Voor hun vaderlijke erfenis krijgen zij tweederde - en eenderde deel van 4 morgen land bij Delf op die Scye, gemeen met Geryt Symonsz. na de dood van Oude Alyt komen hiervan 2 morgen | Sijmonsdr, Margriet Jan (I5125)
|
38945 | Regesten Sint Maria in Galilea 22-3-1457: [22-3-1457: Mater en convent van Sint Elysabettenklooster in den Hage ter eenre zijde en Machtelt, weduwe van Jan Symonsz., met haar zoon Symon Jansz., tevens als voogd van zijn broer en zuster Pieter en Machteld en als voogd van zijn zoon Claes, Aem Heynricxz. als voogd van zijn vrouw, Symon Symonsz. Als voogd van zijn vrouw, Gerijt Symonsz. en Danyel Claesz., haar kinderen, anderzijds scheiden de goederen van wijlen Jan Symonsz., omdat 3 van diens kinderen, n.1. Alijt en Maritge, waarvan moeder is Machtelt, en Alijt, waarvan moeder was Margriete, diens eerste vrouw, hier non zijn. De twee eersten zullen de 300 schilden in de boedel inbrengen, die zij in het klooster hadden ingebracht, de andere Alijt niet, omdat zij haar moeders erfenis aan het klooster heeft vermaakt. Voor hun vaderlijke erfenis krijgen zij tweederde - en eenderde deel van 4 morgen land bij Delf op die Scye, gemeen met Geryt Symonsz. na de dood van Oude Alyt komen hiervan 2 morgen | Sijmonsz, Jan (I5126)
|
38946 | Regesten Sint Maria in Galilea 22-3-1457: [22-3-1457: Mater en convent van Sint Elysabettenklooster in den Hage ter eenre zijde en Machtelt, weduwe van Jan Symonsz., met haar zoon Symon Jansz., tevens als voogd van zijn broer en zuster Pieter en Machteld en als voogd van zijn zoon Claes, Aem Heynricxz. als voogd van zijn vrouw, Symon Symonsz. Als voogd van zijn vrouw, Gerijt Symonsz. en Danyel Claesz., haar kinderen, anderzijds scheiden de goederen van wijlen Jan Symonsz., omdat 3 van diens kinderen, n.1. Alijt en Maritge, waarvan moeder is Machtelt, en Alijt, waarvan moeder was Margriete, diens eerste vrouw, hier non zijn. De twee eersten zullen de 300 schilden in de boedel inbrengen, die zij in het klooster hadden ingebracht, de andere Alijt niet, omdat zij haar moeders erfenis aan het klooster heeft vermaakt. Voor hun vaderlijke erfenis krijgen zij tweederde - en eenderde deel van 4 morgen land bij Delf op die Scye, gemeen met Geryt Symonsz. na de dood van Oude Alyt komen hiervan 2 morgen | van den Hoorn (Hodenpijl), Machteld Dircksdr. (I5476)
|
38947 | Regesten Sint Maria in Galilea 22-3-1457: [22-3-1457: Mater en convent van Sint Elysabettenklooster in den Hage ter eenre zijde en Machtelt, weduwe van Jan Symonsz., met haar zoon Symon Jansz., tevens als voogd van zijn broer en zuster Pieter en Machteld en als voogd van zijn zoon Claes, Aem Heynricxz. als voogd van zijn vrouw, Symon Symonsz. Als voogd van zijn vrouw, Gerijt Symonsz. en Danyel Claesz., haar kinderen, anderzijds scheiden de goederen van wijlen Jan Symonsz., omdat 3 van diens kinderen, n.1. Alijt en Maritge, waarvan moeder is Machtelt, en Alijt, waarvan moeder was Margriete, diens eerste vrouw, hier non zijn. De twee eersten zullen de 300 schilden in de boedel inbrengen, die zij in het klooster hadden ingebracht, de andere Alijt niet, omdat zij haar moeders erfenis aan het klooster heeft vermaakt. Voor hun vaderlijke erfenis krijgen zij tweederde - en eenderde deel van 4 morgen land bij Delf op die Scye, gemeen met Geryt Symonsz. na de dood van Oude Alyt komen hiervan 2 morgen | Sijmonsz, Pieter Jan (Oom Pier) (I9260)
|
38948 | Regesten Sint Maria in Galilea 22-3-1457: [22-3-1457: Mater en convent van Sint Elysabettenklooster in den Hage ter eenre zijde en Machtelt, weduwe van Jan Symonsz., met haar zoon Symon Jansz., tevens als voogd van zijn broer en zuster Pieter en Machteld en als voogd van zijn zoon Claes, Aem Heynricxz. als voogd van zijn vrouw, Symon Symonsz. Als voogd van zijn vrouw, Gerijt Symonsz. en Danyel Claesz., haar kinderen, anderzijds scheiden de goederen van wijlen Jan Symonsz., omdat 3 van diens kinderen, n.1. Alijt en Maritge, waarvan moeder is Machtelt, en Alijt, waarvan moeder was Margriete, diens eerste vrouw, hier non zijn. De twee eersten zullen de 300 schilden in de boedel inbrengen, die zij in het klooster hadden ingebracht, de andere Alijt niet, omdat zij haar moeders erfenis aan het klooster heeft vermaakt. Voor hun vaderlijke erfenis krijgen zij tweederde - en eenderde deel van 4 morgen land bij Delf op die Scye, gemeen met Geryt Symonsz. na de dood van Oude Alyt komen hiervan 2 morgen | NN, Margriete (I28734)
|
38949 | Regesten Sint Maria in Galilea 22-3-1457: [22-3-1457: Mater en convent van Sint Elysabettenklooster in den Hage ter eenre zijde en Machtelt, weduwe van Jan Symonsz., met haar zoon Symon Jansz., tevens als voogd van zijn broer en zuster Pieter en Machteld en als voogd van zijn zoon Claes, Aem Heynricxz. als voogd van zijn vrouw, Symon Symonsz. Als voogd van zijn vrouw, Gerijt Symonsz. en Danyel Claesz., haar kinderen, anderzijds scheiden de goederen van wijlen Jan Symonsz., omdat 3 van diens kinderen, n.1. Alijt en Maritge, waarvan moeder is Machtelt, en Alijt, waarvan moeder was Margriete, diens eerste vrouw, hier non zijn. De twee eersten zullen de 300 schilden in de boedel inbrengen, die zij in het klooster hadden ingebracht, de andere Alijt niet, omdat zij haar moeders erfenis aan het klooster heeft vermaakt. Voor hun vaderlijke erfenis krijgen zij tweederde - en eenderde deel van 4 morgen land bij Delf op die Scye, gemeen met Geryt Symonsz. na de dood van Oude Alyt komen hiervan 2 morgen | Jansz, Symon (I28735)
|
38950 | Regesten Sint Maria in Galilea 22-3-1457: [22-3-1457: Mater en convent van Sint Elysabettenklooster in den Hage ter eenre zijde en Machtelt, weduwe van Jan Symonsz., met haar zoon Symon Jansz., tevens als voogd van zijn broer en zuster Pieter en Machteld en als voogd van zijn zoon Claes, Aem Heynricxz. als voogd van zijn vrouw, Symon Symonsz. Als voogd van zijn vrouw, Gerijt Symonsz. en Danyel Claesz., haar kinderen, anderzijds scheiden de goederen van wijlen Jan Symonsz., omdat 3 van diens kinderen, n.1. Alijt en Maritge, waarvan moeder is Machtelt, en Alijt, waarvan moeder was Margriete, diens eerste vrouw, hier non zijn. De twee eersten zullen de 300 schilden in de boedel inbrengen, die zij in het klooster hadden ingebracht, de andere Alijt niet, omdat zij haar moeders erfenis aan het klooster heeft vermaakt. Voor hun vaderlijke erfenis krijgen zij tweederde - en eenderde deel van 4 morgen land bij Delf op die Scye, gemeen met Geryt Symonsz. na de dood van Oude Alyt komen hiervan 2 morgen | Jan Sijmonsdr, Alijt (de oude) (I28736)
|
Gegevens mogen worden overgenomen met bronvermelding. Wegens auteursrecht kunnen afbeeldingen niet worden gekopieerd.